WALCHEREN IN WOORD EN BEELD
In het parkje tegenover het Bethesda-ziekenhuis in Vlissingen liggen hier en daar tussen
bomen en struiken enkele oude grafstenen er aan te herinneren dat hier vroeger een begraaf
plaats is geweest.
Een van die stenen valt op vanwege een exclusief zwart geschilderd gietijzeren hekje en de wat
meer dan normaal bewerkte steen. Als U de daarbij, door verwering en beschadiging,
moeilijk leesbare tekst in die steen bestudeert, kunt U het volgende ontcijferen:
'Hier ligt Jacob Hobein, die als matroos tweede klasse op den 19de maart 1831 onder een
hevig vijandelijk geweervuur uit 's vijants hand de Nederlandse vlag redde en zwemmende
terug bracht aan boord van de kanonneerboot no 30'.
Wat was nu de aanleiding hiervoor?
Tijdens de Belgische opstand tegen Nederland in 1831 werd een groot deel van het huidige
Zeeuws Vlaanderen bezet door de Belgen. In de daaropvolgende krijgshandelingen weten
Nederlandse troepen geleidelijk het gebied te heroveren.
Tijdens een van deze akties bij het fort van de Isabellasluis, vlak bij Philippine, speelt deze
historie zich af.
Met nog enkele kleine oorlogsschepen lag de kanonneerboot no 33, waarop deze Jacob
diende, in het zuidelijk deel van de Braakman, om te beletten dat de vissers van Boekhoute,
die van spionnage werden verdacht, de haven zouden uitvaren. Een officieel verbod dienaan
gaande was reeds eerder uitgevaardigd. De Luitenant ter Zee Verdooren van de no 30 had een
sloep uitgezonden, toen toch enkele vissersboten zich buiten de haven aan de Isabellasluis
vertoonden. Op het z.g. Schapenschor raakte de sloep bij afgaand water aan de grond.
De kanonneerboot kon de sloep niet meer bereiken en dus verliet de bemanning haar, om over
de schorren het oorlogsschip te bereiken, in de veronderstelling, dat de sloep daar wel veilig
lag. Maar de matrozen verzuimden daarbij de vlag mee te nemen. Bij de opkomende vloed
raakte de sloep vlot en dreef af in de richting van het door de Belgen bezette fort. Er werden
nu vrijwilligers gevraagd om de vlag te redden uit de handen van de vijand. Enkelen waagden
een poging, maar konden het vaartuigje niet meer bereiken, doordat het inmiddels op
schootsafstand van het fort was geraakt. Een hevig geweervuur noodzaakte de matrozen
terug te trekken. Toen bood Jacob Hobeijn zich aan. Onder het onophoudelijk schieten van
de Belgen gelukte het hem, na een half uur zwemmen en duiken, zich van de vlag meester te
maken en ze veilig en wel aan boord van de kanonneerboot terug te brengen.
Hobeijn, Gij hebt den vloed en 's muiters lood getart;
Gij hebt 's lands heil'ge vlag bewaard voor 't gruwelijk schennen.
Zo luiden de eerste regels van het gedicht, gegraveerd op de zilveren tabaksdoos, een van de
vele geschenken, die hem werden aangeboden uit alle delen van het land.
De Koning vereerde hem met de Militaire Willemsorde, benoemde hem tot Broeder in de
Nederlandse Leeuw en bevorderde hem tot 3e stuurman. Na jarenlange trouwe dienst
beëindigde hij zijn loopbaan bij de Marine als Opperstuurman eerste klas met de rang van
Adj. onderofficier. Hij stierf te Vlissingen in 1888 op 78-jarige leeftijd.
Niet alleen Vlissingen heeft deze held geëerd door zijn naam te geven aan de Hobeinstraat,
welke evenwijdig loopt met de Badhuisstraat. Ook Philippine heeft een Jacob Hobeinstraat,
welke evenwijdig loopt aan de Kasteelstraat, de doorgaande weg. Deze is echter pas na de
14