meisjes, driehoekige vlaggetjes met Hollandse driekleur aan de fiets. Opvallend onverschillig kijken ze naar ons. Langzaam rolt de trein het eerste Hollandse station binnen. We stoppen. Schreeuwende ver kopers met geweldige voorraden chocolade rennen langs de wagons - een ongewoon schouw spel voor ons. Maar verder zijn wij teleurgesteld. Wij hadden er rekening mee gehouden dat wij hier de sporen van onze opmars zouden kunnen zien, maar buiten een paar kapotte prik keldraadversperringen en een paar ontruimde grensbunkers kunnen we niets ontdekken wat ons kan verbazen. Het wordt donker. Goed dat dit de laatste nacht op die verdomde banken is. Morgen vroeg zijn wij er, morgen begint waar we al zo lang op gewacht hebben. We worden in een vreemd land ingezet! BERGEN OP ZOOM, Tijd der bewapening. Zwaar bepakte, grijze Marineartilleristen vormen eindeloze rijen op het natte perron. Bevelen en bootsmanfluitjes klinken boven het schrapen en knarsen van talloze soldatenschoenen. De lucht met fijne stofregen vervuld. Dat is onze aankomst in Bergen op Zoom, een stad in het land waar volgens overlevering melk en honing in geweldige stromen plegen te vloeien. Een Hollandse stad. Nieuwe bevelen. Met vaste pas en met opgewekte liederen marcheert het bataljon door de stad naar de kazerne. Weinig imposant, neen, een beetje vermakelijk werkt wel deze intocht in de stad van een vijandelijk bezet gebied. Want niet één van ons heeft een geweer, geen enkele bajonet wiebelt links aan onze koppel. Een betere optocht van oudstrijders. Rechts passeren we een oud park. Daar staan we al aan het hek en de kazernegebouwen. We marcheren door de grote poort naar het kazerneplein dat de sierlijke gebouwen omgeeft. Onze eerste gedachte is: hier zal het goed toeven zijn, hier zullen we onze moede botten na de lange reis van twee dagen laten uitrusten. Wij stormden de ons toegewezen kamers van de kazerne binnen, waarvan men zeker bij de inwijding in veel kranten heeft kunnen lezen dat het de modernste kazerne was, zag er van buiten toch zo sierlijk uit, half omgeven door het oude park! Oh, die journalisten! Wat heeft U toch mateloos overdreven! Montagehallen zijn gezelliger. In lege schuren voelt men zich eerder thuis dan in deze zalen, waarin ijzeren kabouterbedjes staan en primitieve houten kasten, ruwe lange tafels en smalle banken staan. Wij troosten ons met de gedachte dat wij niet lang in deze ruimtes zullen huizen. Natuurlijk moesten wij op de dag van aankomst nog aan de hoofdpoort een wachtpost uit zetten, maar omdat er geen enkel geweer is op te scharrelen, wordt de wacht betrokken met een windbuks zonder kogeltjes, wat echter niet verhindert dat hij van tijd tot tijd door de voorbijkomende bevolking wordt aangegaapt. Van de beide wachtposten is die bij de opslagplaats van krijgsbuit het mooiste - Wat is daar te bewaken? Te verbazen en uit te lachen? Een kapotgeschoten Franse tank is het pronkstuk van de verzameling oude oorlogsrommel. Eerbiedwaardig rusten op vormeloze houten affuiten dikke ijzeren lopen met versierde hand grepen aan beide zijden en een gemakkelijk te vernagelen zundgat aan het rijkversierde sluit stuk. Op de sierbanden die op de lopen staan, zijn snorkerige opschriften 'Pro gloria et Patria' of 'ultima ratia regis' ingegraveerd onder de Nederlandse kroon. Als jaartallen lezen wij verbaasd en hoofdschuddend op deze verschrikkelijke kartouwen de jaren 1842 en 1846. Gezanten uit het leger van Wallenstein naast de modernste tanks! Dan wagenkolonnes, een paar zoeklichten, pantserafweergeschut, een paar oude Krupp kanonnen uit het begin van deze eeuw. Ze staan naast veel andere oudere stukken en enige lichte granaatwerpers in lange rijen. Als de wacht en de dienst voorbij zijn, trekken veel 10

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1980 | | pagina 12