Deze tijdsduur werd met de garnizoensorder no 19 van 9 maart gepreciseerd als volgt: 'Ten gevolge op de garnizoensorder van den 4en Maart jl. No 16 wordt ter kennis gebragt, dat bij aanschrijving van het M.v.O. d.d. 6 Maart jl. No 50P bepaald is: de rouw voor den tijd van achttien weken zal worden aangenomen. Door de Officieren van het leger en zij, die aan den rang van officier zijn gelijk gesteld, zal gedurende de eerste zes weken, dat is tot den 27en April a.s. groote en gedurende de overige twaalf weken ligte rouw worden gedragen. De groote rouw zal zijn, zooals die in de aanschrijving van het M.v.O. d.d. 2 Maart jl. No 37P (Zie Garniz. order van den 4en jl. No 16) is voorgeschreven, terwijl de ligte rouw alleen in den rouwband zal bestaan. In beide gevallen moet op den rouwband eene rosette 4) wezen'. Uiteraard waren de militairen in Middelburg niet direct betrokken bij 't ter aarde bestellen van vorstelijke personen, doch dit was wèl 't geval, indien de overledene tot 't garnizoen behoorde, of - zoals in het volgende geval - na zijn diensttijd in de Zeeuwse hoofdstad woonde en ridder van de M.W.O. was. De garnizoensorder No 127 van 22 nov. 1865 gaf dienaangaande de volgende instructies: 'Donderdag den 23en dezer, des voormiddags ten 10Vt uur zal het lijk van den overledenen gepaspoorteerden flankeur van het gewezen Bataillon Infanterie van Linie No 2, W. Smits, Ridder der Militaire Willemsorde 4e klasse, met militaire eer worden ter aarde besteld. Daartoe zal van het 6e Regt. Inf. worden gekommandeerd 1 korporaal en 6 soldaten om te vuren, 1 tamboer om de trom te slaan, 8 soldaten om 't lijk te dragen en 8 om af te lossen, tevens 4 korporaals of soldaten, versierd met de medaille voor trouwe dienst, om de slippen te dragen. Om 101/2 uur zal dit detachement zich aan 't sterfhuis in de St. Janstraat, Wijk J No 49, moe ten bevinden, gekleed in groot tenue. De 2e Luitenant plaatselijk Adjudant wordt uitgenoo- digd de lijkstatie, voorzooveree de militaire maatregelen, te dirigeren'. Dat de verstandhouding tussen de militaire en de burgerlijke gezagsdragers in de tweede helft van de vorige eeuw uitstekend was, valt af te leiden uit de zorg van de eerste groep tegenover de tweede, voorzover die spreekt uit de volgende garnizoensorders: 'No 118, 28 December 1864. Aan het einde der Lange Noordstraat en op de Groote Markt ter hoogte van die straat, mag geen trom geroerd, noch hoorn geblazen worden, wanneer de aldaar zijnde slagboom gesloten is, als zijnde dat slaan en blazen hinderlijk bij de uitvoering der zitting van de Arrondissementsregtbank daar ter plaatse'. '30 September 1904. Aan het garnizoen wordt bekend gemaakt, dat het verboden is, in de Lange Noordstraat de trom te slaan of hoorn te blazen vanaf de Roomsch-Katolieke kerk tot de Groote Markt, indien de Noordstraat met de boom is afgesloten ten teeken, dat de Ge meenteraad vergadert'. Merkwaardig is het wel, dat tussen de eerste en tweede garnizoensorder over het beperken van militair geluid, een tijdspanne van véértig jaren ligt! H.G.F. Sasburg Noten 1) Groot tenue. Bij parades vóór de laatste wereldoorlog droegen alle militairen op de kepi een pluim van paardehaar, of - voor de officieren - van haneveren. Daarbij furagères (snoeren mei kwasten aan de linker schouder), of vangsnoeren (met kwasten aan de rechterschouder). 9

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1980 | | pagina 11