enz. Op deze wijze ging het vervoer veel vlugger dan per paard en wagen,
terwijl ook de laadmogelijkheden veel ruimer waren, ook toen andere bode
diensten op ons eiland op vrachtautoverkeer begonnen over te schakelen.
Zoals gezegd, werd veel materiaal voor de dijk per tram aangevoerd. Speciaal
voor het vervoer van basaltsteen werd nabij de gemeentegrens met Domburg/
Aagtekerke een wisselspoor aangelegd en was hier een afzonderlijke losplaats
voor de basaltstenen.
De le klasse passagiers hadden iets meer gerief dan hun 2e klasse reizigers.
Niet slechts waren de zitbanken met rood fluweel bekleed, doch ook de ver
lichting, belangrijk in het donkere jaargetijde, was beter, aangezien de glazen
omkapping om de olielampen ontbrak. Zonodig kon je de pit hoger op
draaien, daartegen had vrijwel geen enkele conducteur bezwaar, mits de lamp
maar niet ging stomen.
Op donderdagen reed er een extra tram naar Middelburg, die plm. 10.20 uur
vanuit Westkapelle, komend uit Domburg, naar Middelburg vertrok, 's Mid
dags reed deze extra tram plm. 14.45 uur weer vanuit de stad terug. Voor deze
tram bestond grote belangstelling, vaak waren vier personenwagens nog niet
voldoende om alle passagiers een zitplaats te geven.
Ook nog op een andere wijze bewees Westkapelle de levensvatbaarheid van
haar station. De vele werkers op de werf De Schelde moesten 's ochtends
reeds vroeg door weer en wind naar Vlissingen fietsen en - uiteraard -
's avonds terug. Omstreeks 1930 kwam er een speciale werkmanstram voor
deze arbeiders vanuit Westkapelle te rijden, ondanks veel tegenstand van de
alom aanwezigzijnde directeur, de heer Bakker. Ik herinner mij nog heel goed
hoe mijn vader, de tegenstand van Bakker beu, zich in verbinding stelde met
enkele commissarissen; het pleit was toen snel beslist voor onze Westkappe-
laars en wel in gunstige zin. Vrijwel niemand ging meer met de fiets naar de
fabriek. Ook andere passagiers konden van deze verbinding gebruik maken.
Over service gesproken. De gewone ochtendtram arriveerde in Vlissingen
plm. 9.00 uur. De boot naar de overkant en naar Terneuzen was dan juist
vertrokken. Passagiers voor Zeeuws Vlaanderen vroegen dan aan de machi
nist wat harder te rijden; zulks gebeurde en men haalde altijd de boot. De
laatste tram uit Vlissingen richting Domburg vertrok om 19.15 uur, doch de
boot kwam pas om 19.35 uur aan. Men verzocht dan 's ochtends de conduc
teur de tram op de boot te laten wachten; dat gebeurde uiteraard ook.
De passagiers uit Middelburg, die in Koudekerke op de tram vanuit
Vlissingen moesten wachten, begrepen dat deze laatste op de boot had
moeten wachten. Men vond dit een volkomen normale zaak. Nog iets over de
service.
Was de tram juist vanuit Middelburg de Blauwedijk vertrokken dan kwam er
toch nog wel eens een verlate reiziger om de hoek aansnellen. Zaak was het nu
de aandacht van iemand op het achterbalcon te trekken, dan kon deze met de
z.g. stoomrem - niet de noodrem - nog wat afremmen, zodat de machinist
begreep, dat hij nog even stoppen moest.
Ook 's ochtends werd op laatkomers gewacht; meermalen heb ik daar profijt
van getrokken. De postbode, zelden ook te vroeg, deelde aan de tramconduc
teur mede dat zich nog reizigers onderweg bevonden, welnu dan werd even
gewacht terwijl ook het rangeren met de bodewagen van bode Janse altijd
nog wat tijd kostte.
In 1935 begon de afbraak. Toen verscheen ook de bus in de dorpen, de tram
liep buitenom en was vooral voor de mensen van Zoutelande eigenlijk veel te
22