van Piet Koppejan, die achter het huis van Christiaansen stond. Hij trok een
boerenpak aan en verborg zich tussen de koeien. Ze zochten net zo lang, tot ze
hem vonden en voltrokken ook aan hem het vonnis. Mijn zoon Willem was in
1980 op een camping in Duitsland en ontmoette daar een Duitser, die, horende
dat hij Nederlander was, vroeg waar hij vandaan kwam. Toen hij Koudekerke
hoorde noemen, vertelde hij aan Dishoek te hebben gelegen, en daar in de
novemberdagen er bij te zijn geweest toen deze hun officieren hadden dood
geschoten (een merkwaardige ontmoeting, zou ik zo zeggen. W.R.).
Verhaal van J. Kleinepier, Kerkhoflaan 25
Op zondag 5 november, nadat de Duitsers zich hadden overgegeven daar bij
Dishoek, ben ik als 16-jarige jongen, met mijn vader naar de duinen gereden,
met een paard en kar van Jaap Simonse. We wilden vandaar wandelen naar
Zoutelande om te horen hoe het met onze familie aldaar gesteld was. Komende
langs het vroon waar 'Kaapduin' gestaan had, lagen daar een aantal Duitse
militairen op het zand; ze waren daar net van onderuit gehaald. Onder hen was
ook Ltn. Lange, die ik goed kende, een felle nazi, die altijd alles bij elkaar
bulderde en in wiens handen de opleiding was van jonge Duitsers, die hij in
enkele weken klaarstoomde voor het front. Ik herkende hem dadelijk, daar hij
op zijn borst een rood lint droeg, een onderscheiding die hij had gekregen aan
het Oostfront, 'k Heb zijn lijk nog aangeraakt, waar mijn vader erg boos over
was en mij slapeloze nachten heeft bezorgd, daar ik steeds dat gezicht maar
voor me zag. Bij het pompstation komende, leidde een Engelse geestelijke een
rouwdienst in de openlucht, waarbij talrijke gesneuvelden, gewikkeld in
dekens waren neergelegd. Veel Engelse militairen stonden in een kring rondom
deze predikant.
Maanden later heb ik menigmaal gestaan bij het graf aan de duinen bij West
duin, waar de Duitsers waren herbegraven. Ik weet wel dat er kruisen stonden,
maar van een bord herinner ik me niets.
Verhaal van P. Koppejan en zijn vrouw P. Abrahamse (toen wonende achter
het huis van F. Christiaansen, thans is hun adres Kampweg 6, Markenesse
(N.O.P.)).
Om heel zeker te zijn van wat diverse hiervoor genoemde personen mij ver
telden, wilde ik graag ook het echtpaar hier boven genoemd spreken, en laten
deze nu het weekend van 19-21 september j.l. hier op ons dorp doorbrengen.
Er heen gaande en hun vragende of zij zich iets van dit alles konden herinne
ren, vertelden ze mij het volgende:
Geregeld kwam een jonge Duitser bij hun in huis, die een Duitse vader en een
Nederlandse moeder had. Zijn naam was Hein, maar zijn achternaam wisten
ze niet. Die was gemakkelijk te achterhalen, daar hij deze eens schreef in een
poëziealbum van hun dochtertje Marietje die in 1944 10 jaar werd. Het was
een zeer aardige jongen, die altijd maar zei, dat hij zo bang was als de strijd
eenmaal ook om de bunkers in de duinen zou losbarsten. Als het eenmaal
zover is, mag ik dan een pak van je aantrekken en een stuk gereedschap van je
hebben, dan ga ik op het land werken en doe of ik een knecht van je ben.
Misschien ontvlucht ik zo wel de strijd. Dan vervolgt de vrouw van Koppejan
het verhaal en vertelt dat die jongen goed Nederlands sprak. Dat had hij van
zijn moeder geleerd. Trouwens ze woonden niet zo ver van de grens, naar ik
meen, tegen Limburg. Als ik thuis kom, bel ik dadelijk mijn dochter op in
Zwolle en vraag of ze haar poëziealbum nog heeft en dan schrijf ik het versje
23