GEDICHT OP DE STOOMTRAM
(Middelburg ca 1900)
verzocht voor de woning van de zieke zand te strooien. Als dan een voertuig
passeerde werd het geluid hierdoor gedempt.
Uit gesprekken met mensen die dit nog hebben meegemaakt, is me één ding
duidelijk geworden. Men strooide pas zand als de patiënt héél ernstig was.
Voor de woning van de zieke werd een tamelijk dikke laag gestrooid. De naast
gelegen woningen waren al en stuk minder bedeeld, 't Kwam ook hoofdzake
lijk voor in de bebouwde kom. Dat waren de hoofdwegen en deze waren
verhard. De andere wegen waren zand- of grindwegen.
v.d. D.
Ziet jongens in die laan
daar komt de tram weer aan,
en die rijdt in drie kwartier
van Vlissingen naar hier.
Dan komt de conducteur
die scheurt de kaartjes deur.
En dan komt de machinist
die heeft in z'n broek gepist.
En dan heb ik nog zo'n ouwe tante
die leurt met kranten,
zij weet van wanten.
En dan heb ik nog zo'n ouwe ome
die langs de straat loopt te dromen
De heren uit de stad,
die hebben altijd wat;
ze hebben uitgevonden
de belasting op de honden.
Drie gulden is de prijs
dan krijg je een bewijs,
en als je het niet betaalt
dan wordt je hondje weggehaald.
Dus juffrouw past op je hondje,
want als je het niet betaalt dan wordt het weggehaald.
Bovenstaand gedicht ontving ik enkele jaren geleden van mevr. Vermazen uit
Middelburg. Zij schreef erbij: 'Dit werd 75 jaar geleden nog volop gezongen,
en dan liep de tramezei van de Markt tot de Singel met zijn stok voor de tram'.
De 'tramezel' was de man die met een stok voor de stoomtram liep (zie: J.A.
van de Putte, de oude tijd, in: De Wete, 9e jrg. no. 4, okt. 1980, p. 12).
P.S.
30