VERHALEN OVER DE WONDERDOKTERS
P. DE PLAA EN A. DE PUYT
in 1957 verzameld door Marten Stoi
WOORD VOORAF
Ziehier enige verhalen over de wonderdokters De Plaa en De Puyt.
Ik weet echter niet, of dit al de in omloop zijnde verhalen zijn. Daar ik in de
laatste maanden steeds verhalen hoorde, die ik reeds kende, heb ik gemeend
voorlopig mijn onderzoek te moeten beëindigen.
Op deze plaats wil ik gaarne mijn dank betuigen aan allen, die medegewerkt
hebben, in 't bijzonder aan de heren J. de Groot (Middelburg) en G. de Visser
(Nieuwland), voor hun zeer gewaardeerde inlichtingen.
Aan de verhalen zelf liet ik een korte beschrijving der gewoontes van de hoofd
personen voorafgaan. Bovendien heb ik de verhalen van een bescheiden
commentaar voorzien.
Hoewel dit buiten het onderwerp valt, heb ik drie andere volksverhalen aan dit
verslag toegevoegd. Deze verhalen hoorde ik 'en passant'.
Tenslotte bied ik mijn excuses aan voor de stijl, die hier en daar te veel weg
heeft van de oorspronkelijke aantekeningen.
Middelburg, 1 december 1957 Marten Stol
PIETER DE PLAA
Geboren te West-Souburg; werkzaam geweest te Meliskerke en aldaar
gestorven op 16 december 1893, oud 79 jaar. Officieel beroep: veearts,
officieus: wonderdokter.
Hij was gehuwd en had één dochter. Hij is beroemd op geheel Walcheren bij
de oudere mensen (boven 40 jaar).
Van hem wordt o.a. het volgende verteld: De Plaa behandelde behalve dieren
ook mensen. Toch is er weinig bekend over geneesmethoden of resultaten; in
tegenstelling tot De Puyt. De Plaa was meer 'tovenaar'. Hij moet erg bang
geweest zijn in 't donker, speciaal bij slecht weer. Mijn vader vertelde, dat hij
De Plaa voor een boer moest halen met de tilbury. Toen ze terugreden, hoorde
mijn vader De Plaa telkens schreeuwen: 'de wereld vergaat, wij vergaan!' (J.
de Groot). Hij sliep overdag veel en was 's nachts vaak wakker. Hij deed
's nachts zijn praktijk. Zijn knecht en naaste medewerker was Willem
Sanderse, getrouwd met de dochter van De Plaa. Deze man bracht de bood
schappen rond, enz.
De Plaa sliep alleen in zijn apotheek. Hij was prettig in de omgang, zo vertelt
zijn vroegere buurman (A. Davidse). Hij was echter altijd te laat (C. Wisse).
De heer C. Wisse Sr. vertelde een staaltje van zijn heelkunde: Een paard wou
niet eten. De Plaa werd erbij gehaald en deze zei laconiek: 'Niks geven, totdat
hij vanzelf weer begint. Dan met kleine hoeveelheden voeren'.
Wanneer de melk niet wilde boteren, riepen de boerinnen De Plaa er bij.
Men noemde hem 'Meester'. Zo 'meesterden' mensen bij hem. Zijn zalfpotten
zagen er aldus uit:
27