slechts een bloemlezing uit Buys' geschriften heeft bezorgd.) Zeer verzorgd is de vormgeving van het 47 pagina's tellende boekje. Wim de Haan leverde de illustraties en hij deed dit op een wijze die bewonde ring verdient. Al even verzorgd is de typografische vormgeving; die was, eyenals de druk, in handen van drukkerij Meulenberg. Terecht spreekt de ondertitel van: fragmenten uit het Kleverskerkse verleden. Het is geen complete geschiedschrijving geworden. Rondom een drietal thema's is de stof gecomponeerd. Een eerste hoofdstuk schetst vooral de lotge vallen van Kleverskerke als ambachtsheerlijkheid tot de Franse tijd. Dat de problematiek van de kleine kernen niet iets van alleen de laatste decen nia is, worden we gewaar in het volgende hoofdstuk. Dat betreft het reilen en zeilen van de plaatselijke gemeenschap; 38 gezinnen in 1839, samen 194 inwoners, met als grote zorg: hoe het hoofd boven water te houden. Dat kun je figuurlijk opvatten: hoe de voorzieningen in de vorm van een arts, een school, een brandweer te handhaven. In 1857 wordt die zorg deels afgewenteld op an deren; Kleverskerke verliest in dat jaar de gemeentelijke zelfstandigheid. Je kunt het ook heel letterlijk opvatten: hoe de voeten droog te houden. De problemen van wateroverlast komen, summier, ter sprake in het laatste hoofd stuk dat de kerkelijke geschiedenis centraal stelt. Bijvoorbeeld nog in april 1803 verklaarde de kerkeraad dat het dorp in de voorbije winter zodanig door water omringd was dat het vanuit Veere, Middelburg en vooral Arnemuiden onbereikbaar was (1). Over het kerkgebouw zijn de berichten al even weinig opgetogen. De in 1670 gereed gekomen kerk, opvolgster van een ouder gebouw, moest een kleine twee eeuwen later worden afgebroken, en werd ver vangen door de huidige kerk. Ook hier niets nieuws onder de zon: we weten dat al in 1425 sprake is van vrryal van de Kleverskerkse parochiekerk (2). En nu is dan de huidige kerk aan de beurt, en vormt haar verval de aanleiding tot het verschijnen van dit boekje. Hopelijk kan het bevorderen dat de profetie bewaarheid wordt: 'De heerlijkheid van dit laatste huis zal groter worden, dan van het eerste' Op zeer leesbare manier is ons zo de geschiedenis van Kleverskerke verhaald. Niet alles wordt ter sprake gebracht: het blijft inderdaad wat fragmentarisch. Zo was er stellig meer te zeggen over de naam Kleverskerke. Tenminste twee artikelen, beide weliswaar weinig recent, laten hiervoor hun licht schijnen (3). Onwaarschijnlijk lijkt het trouwens dat de naam verband houdt met Kleopas als schutspatroon; de parochiekerk was gewijd aan St. Georgius. In 1412 is sprake van een 'Sinte Joris weghe' (4) te Kleverskerke. Een element waarover regelmatig wat te doen was, de molen, blijft ook onvermeld. Van een molen te Kleverskerke horen we al in 1466 (5). In 1606 wordt deze of een andere molen door storm verwoest (6). Dit is de molen waarvan de stad Middelburg 5/8 deel bezat (7). Ook over het huis te Kleverskerke horen we te weinig. Ik haast me nu op te merken dat ik met het vorige geen tekortkomingen signa leer; integendeel: het boekje smaakt naar meer! Wanneer ik toch één punt van kritiek zou moeten noemen, dan zou dit de titel betreffen. 'Niet meer dan een vlek'. Strikt genomen is een vlek noch een stad, noch een dorp, maar een kern met een omvang die daar ergens tussen in ligt. Zo werden in Zeeland bijvoor beeld Poortvliet en Scherpenisse wel vlekken genoemd. Niet meer óver, maar naar aanleiding van dit boekje wil ik nog een tweetal opmerkingen maken. Kleverskerke is de kleinste Walcherse kern die (nog) in het bezit van een kerk is. Het eiland heeft eertijds meer kerkdorpen geteld. 6

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1982 | | pagina 8