HERINNERINGEN AAN MIDDELBURG [Derde en laatste aflevering] In die eerste levensjaren heb ik een 'smeerlap' zien gebruiken. Door de Wagenaarstraat kwam een sleper met vaten op zijn slee, getrokken door een zwaar sleperspaard. Telkens wierp de man een lange smalle reep goed, vet van het smeer, vóór de slee. Die reep, de smeerlap, had hij aan een touw in de hand. Wij maakten wandelingen naar Abeele, Hogelanden, Souburg. In het voorjaar bloeiden er de bakruutjes primula's. Ook gingen we de spoorbrug over om in de Dreef van Lambrechtsen meikevers uit de bloempjes te schudden. Van het strand bij Vlissingen herinner ik mij de vele kwallen, grote en kleine blauwgrijze en bruine. Een ferme wandeling voor kinderen was die over het Brigdamse padje. Een geliefkoosde wandeling was die over de bolwerken met de molens en die langs de singels. In de singels troffen mij de palingfuiken (bij de Griffioen, een buitenplaats). Ook liep ik graag langs de Loskaai. Eens lag daar het schip van mijn ome Koos en Tante Tanne (mijn moeders zuster Tanne was getrouwd met schipper Koos Korsman). Bij de Dreef was ook een lijnbaan. Ik zag daar een touwslager steeds achter uitlopende aan het werk. Ook was er een schietbaan. Hier liep vroeger de haven naar het Sloe. Men zei dat er een schip met goud geladen, 'De 12 Apostelen' geheten, ver zonken lag. Lekkernijen waren babbelaars, die mijn moeder wel eens zelf maakte. De bakkers verkochten heerlijke bolussen en in de aardbeientijd ronde beschuit- vormige bakjes om met aardbeien gevuld te worden. Een vermaarde chocola was de Zeeuwse, gemaakt door J. Fak Brouwer en Zonen in de Korte Noord straat L 77. Wij spraken Algemeen Beschaafd: Nederlands vermengd met enkele dialektis- men. Zo herinner ik mij langen krijgen, kumen piekeren, leuren venten, slachter slager, boord plank in een kast. Wij spraken echter niet van uus, muus en guus kinderen, niet van jie, diek, niet van julen huilen. Een raadsel voor mij waren de woorden vroedvrouw, kraamvrouw, in de kraam zijn. Hierbij dacht ik steeds aan een kraam van de kermis. Een uitleg kreeg ik niet. Van de school herinner ik me bitter weinig. Mijn eerste school was op de Wal B 60. Hoofd: W.G. van Swers. Later ging ik op de leerschool van de Rijks kweekschool. Hoofd der school was meester De Haas, een roodharige man. De leerschool was een nieuw gebouw in het Simpelhuisstraatje. Mijn ouders waren niet kerks. Mijn vader was zelfs fel anti. Toch heb ik weieens een dienst bijgewoond in de Koorkerk, de Abdijkerk of Nieuwe Kerk en de Koepelkerk of Oostkerk. Van alle drie herinner ik mij dat ik maar steeds op het einde zat te wachten. Ik begreep natuurlijk niets van het gesprokene. Anderhalf uur lang moest ik stil zitten. Gruwelijk! 8

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1982 | | pagina 10