bronnen keizer Lodewijk de Vrome in 836 een versterking tegen de Vikingen moet hebben gesticht. Volledigheidshalve vermeld ik hier de theorie dat de burgen niet tégen maar dóór de Noormannen zijn aangelegd. Naar ik meen heeft deze theorie weinig aanhangers. Ervóór pleit de aanleg omstreeks het jaar 1000 in Denemarken van enkele ronde burgen met een kazerne-funktie, ertégen o.a. dat er schrif telijke bronnen zijn die wijzen op aanleg in onze streken van versterkingen tégen de Noormannen, niet alleen in 836 maar ook tegen 890. Mijn verhaal gaat uit van de vluchtburgtheorie. Hoe koos men de plaats van aanleg van die burgen? De Noormannen vielen bij verrassing en met bliksemsnelheid aan, en het ligt dus voor de hand dat de burgen vlak bij de bevolking lagen die er zich in moest bergen. Voor Middel burg klopt dit met de korte afstand tussen de vluchtburg en het hierna te noemen veronderstelde oudste wooncentrum in de omgeving van de Kromme Weele. Vervolgens moet een rol hebben gespeeld dat men met handkracht een grote hoeveelheid grond moest verzetten, en dus graag een plaats koos waar het beoogde doel met de minste moeite was te bereiken. Algemener gesteld: zolang er geen machines waren heeft men bij plaatskeuze voor aan te leggen wallen en grachten, dijken en havens er altijd op gelet of men gebruik kon maken van al aanwezige - natuurlijke of kunstmatige - hoogten, waterlopen e.d. Voor Middelburg is het dus niet verwonderlijk dat men veronderstelt dat een gedeelte gracht aan de oostkant is ontstaan door normalisering van een bocht van het toen al aanwezige riviertje de Arne: middeleeuwse bronnen spreken herhaaldelijk over een oostoever en een westoever binnen de stad. Er is wellicht nog een derde aspekt aan de plaatskeuze van de vluchtburgen. Ze liggen n.l. meest op de grens van laag en onbedijkt kustland en wat hogere zandige grond. Ik zou me kunnen indenken dat hier de volgende overwegingen achter hebben gezeten. Voor de verdediging was het nodig dat ook in de droogste tijd de gracht vol water bleef, en dit betekende dat grachtaanleg in het natte lage land met hoge grondwaterstand minder graafwerk vergde dan op de hogere drogere grond. Aan de andere kant was voor de belegerden zoet drinkwater, d.w.z. zoet grondwater onontbeerlijk, maar dit ontbrak in het onbedijkte, voor spring- en stormvloeden openliggende, ziltige land. De burgen moesten dus ten minste voor een gedeelte op hogere grond met zoet water liggen, en het lijkt geen toeval dat in Middelburg de veengrensdoor het burgterrein heen loopt, m.a.w. dat ook onze burg op zoet én zilt lag. Waar woonde nu de bevolking voor wie en dóór wie de Middelburg werd aan gelegd? De burg ligt op de rand van een knooppunt van 3 vermoedelijk omstreeks 600 al geheel in ruggen getransformeerde geulen, n.l. die waarop Noordweg, Seisweg en Segeersweg liggen, met mogelijk een westelijke tak naar het Zand. Dit knooppunt was dus al vroeg een heel geschikte woonplek, en dit stemt overeen met de aanwijzingen die Drs. Stol geeft voor het bestaan van een Frankische villa, curtis of hof 'herenboerderij') in de omgeving van de Kromme Weele, als begin van de woonconcentratie waaruit onze stad is ge groeid. Een dergelijke eerste kern sluit natuurlijk niet uit dat veel van de bewoners voor wie de vluchtburg bestemd was verspreid langs de geulruggen met hun goede landbouwgronden kunnen hebben gewoond. 20

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1982 | | pagina 22