De Rozemarijnstraat heeft een in de Middeleeuwen in diverse plaatsen voor komende naam. Het zou een spotnaam kunnen geweest zijn voor een minder fris achterbuurtstraatje, maar het kan ook slaan op in een dergelijke straat wonende 'verciersters', die zich belastten met groenmaken bij bruiloften, doopmalen en begrafenissen, en die in hoofdzaak met rosmarijn werkten. De Zuidsingel lijkt in het noorden van de binnenstad een niet zo logische naam te hebben, maar zal wel moeten worden gezien als de singel ten zuiden van het Molenwater. De naam Molenwater herinnert aan het gedempte gelijknamige waterreservoir, anders gezegd een (verbreed) stuk stadsgracht, zoals dat in veel aan getijwater gelegen steden werd benut voor het wegspoelen van slijk uit de haven. Het in- en uitstromende water dreef tevens een watermolen aan, waardoor men dage lijks graan kon malen ook als er windstilte was, of als bij belegering de wind molens op de wallen waren uitgeschakeld. Een interessante vraag is of de spui-, dan wel de maalfunktie van dergelijke bassins de aanleiding tot hun aanleg was. In de Middelburgse straatnamen zijn in elk geval beide funkties vereeuwigd, daar de Spuistraat herinnert aan het aan de oostkant ervan gelegen spuikanaaltje, met in de Spanjaardstraat daar overheen de Spuibrug. De Spanjaardstraat heette oorspronkelijk Spaengen. Betekent dit inderdaad Spanje, dan zal het eerder een schertsnaam vanwege de vanuit de stad gezien afgelegen ligging geweest zijn dan een verwijzing naar aldaar wonende Spaanse kooplieden. Men mag namelijk van dergelijke mensen van aanzien niet verwachten dat zij woonden in een straat die in 1460 werd aangewezen als woon- en werkterrein voor de publieke vrouwen. Er is ook de plaatsnaam Spangen bij Rotterdam. Haringplaats en Bleek herinneren aan haringinleggerij en blekerij waarvoor grond is gebruikt van het bagijnhofland. Een Koepoort bestond er in diverse steden. Ik meen dat hij diende om koeien van boerderijen binnen de stad te brengen naar weiden buiten de stad, zodat er geen interlokale weg op aansloot. De verdwenen Middelburgse Koepoorten stonden in het gebied van de Koepoortstraat. In de Middeleeuwen wordt ge sproken over een deur in het bagijnhof bij de Koepoort, zodat het denkbaar is dat de poort (mede) diende voor koeien van een bagijnhof-boerderij. De Molstraat zal herinneren aan de aldaar gemeerde mol of krabbelaar, een scheepje dat de havenmodder loskrabde waardoor deze beter kon worden weggespuid. De Pijpstraat herinnert aan opslag van pijpen vaten) wijn. De betreffende wijnhandelaren woonden aangrenzend aan Dam of Singelstraat (zie de huis namen op 'oxhooft'). In de late Middeleeuwen was de Pijpstraat de stadswal, terwijl de Singelstraat de bijbehorende singel was. Daartussen lag de gracht, wat nog blijkt uit het hoogteverschil bij de opening in de noordelijke wand van de Pijpstraat, en ook uit het in de gedempte gracht gebouwde huis Schuit- vlotstraat 7, dat ons middels zijn gevelsteen meedeelt dat het in de oude veste is 22

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1982 | | pagina 24