WALCHEREN IN WOORD EN BEELD Wij Nederlanders hebben de naam een schoon en proper volkje te zijn. Hoe komen wij aan zo'n goede naam? Dat hebben we voor een groot deel te danken aan onze voorouders, waarvan al sinds mensenheugenis iedere zichzelf respecterende huisvrouw het onverhard voorterreintje harkte en later het straatje aan het eind van de week grondig schuurde. In de vroege middeleeuwen waren de straten niet meer dan onverharde wegen vol kuilen en bulten en dikwijls werd het afval hier nog eens op gegooid, 's Zomers een enorme stank en 's winters een enorme rommel. Hierin is gelei delijk verbetering gekomen, maar de gewoonte van het voorterreintje aan harken of het stoepje schuren voor de zondag was ondertussen diep geworteld. Daarom hebben we deze goede naam voor een groot deel te danken aan die huisvrouwen, die hiervan een complete cultus maakten. En vooral als je per soneel in dienst had, kon je een uiterste properheid betrachten. Bij veel herenhuizen is nu nog duidelijk te zien dat binnen, vlakbij de voor deur, of op de stoep zelf een tapinrichting voor water was. Soms ook is het bedieningsgedeelte binnen en de uitmonding buiten. Daar bij deze huizen de waterbakken gevuld werden door het hemelwater op de daken, was er water genoeg. Als men hierop gaat letten, zijn er nog veel restanten van over, maar over het algemeen heel onopvallend, want ze moesten ondergeschikt zijn aan de archi tectuur. Het gerechtsgebouw aan de Balans en Noordstraat 37 (naast het belasting kantoor) zijn hier goede voorbeelden van. Soms ook zie je nog maar net een gat in de muur ter grootte van een pijp. Balans 11 en 13. Maar een mooi voorbeeld van deze huishoudelijke monumenten wordt gevormd door de pomp tegen het gebouw 'De Goude Poorte', Wagenaarstraat 12, zoals op de tekening is weergegeven. Grappig is hier de opvang van het lekwater en de wijze van afvoer naar de goot. Het stoepschuren is al lang geen echte algemene gewoonte meer en de oude voorname patriciërshuizen worden al lang niet meer bewoond. Als zodanig zijn alle aanwezige, zichtbare, resten van deze pompen gedegradeerd tot opsmuk en straatmeubilair. Voor mij zijn het huishoudelijke monumenten voor die huisvrouwen en dienst boden die er voor gezorgd hebben dat ons land en uiteraard ook ons heem zo'n goede naam hebben gekregen. Alle voorbeelden zijn in Middelburg genomen, maar of men nu in Vlissingen, Veere of elders komt, overal geldt hiervoor hetzelfde. F.A. Broeksma 15

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1983 | | pagina 17