HET GAT IN DE DIJK BIJ VEERE Een dagboekverhaal Precies een week tevoren was ik op 't Essenhof aangekomen. Die hofstede ligt achter de zeedijk bij Gapinge en ons gezin was daar vanuit Vlissingen heen- gevlucht en liefderijk opgenomen door Sam de Visser en zijn vrouw Janna Contant. In Holland vlotte de studie na Dolle Dinsdag niet meer en ik maakte iedere dag plannen om op tijd voor de bevrijding op Walcheren terug te zijn. Door de spoorwegstaking reden er geen treinen meer. Toen kwam er onver wacht de kans om met mijn vader mee te fietsen op een geleende fiets zonder voorband, op zijn Ausweis de Moerdijkbrug te passeren, langs de linies bij Woensdrecht te glippen en het spergebied binnen te komen. Op de derde dag van de tocht hoorden we in Goes dat de dijk van Westkapelle was doorge- gooid. We trapten stevig door, omdat we niet wisten hoe we het eiland zouden aantreffen. De Sloedam was bezaaid met bomtrechters, maar verder was er niets van de doorbraak te merken. De grachten in Middelburg stonden extra laag, kennelijk werd er nog flink gespuid. Op de middag van 4 oktober kwamen we heelhuids op Essenhof aan. Aan vreugdetranen geen gebrek. Op 7 oktober stonden we met een stel Duitse hoge pieten, waaronder de Ortskommandant, bij het Wooldhuis in Vlissingen te kijken hoe de Nolledijk door tijdbommen de lucht in ging en toen ik terug fietste naar Gapinge kolkte het zeewater met kracht door de tankgracht onder de Koudekerkseweg door. De slag om Arnhem was mislukt, nu waren wij kennelijk aan de beurt. Na een afwezigheid van twee maanden was ik blij weer terug te zijn. Ik voelde een sterke 'lotsverbondenheid' met mijn eiland. Misschien een rottig woord uit de nazi-propagandamachine, maar ik kan mijn vreugde niet anders onder woorden brengen. Woensdag 11 oktober 1944 Op de boerderij zijn de aardappels juist gerooid en die is men aan het inkuilen. Mijn broertje en zusje helpen flink mee en ik ben aan het werk gezet in de bogerd vlak achter het huis om de goudreinetten te plukken. Plotseling zie ik door de takken een Mosquito laag overkomen, die een bom gooit op de zeedijk tussen de Kattepolder en ons. Het is een Target Indicator, een markeerbom, die als een rood Bengaals vuur ligt te branden en te roken op het binnentalud van de dijk. Dat is heel wat anders dan een 'Kerstboom', die wij kennen, een waaier van gekleurde lichtfakkels die over een doel wordt heengestrooid voordat een bombardement begint. De dijk van de Oostwatering is hoog en smal, verderop ligt er een inlaagdijk achter. Zou dit een aanval betekenen? Er is verder geen enkel militair doel in de omtrek. Ondertussen ben ik van de ladder gesprongen en zit nu veilig met mijn rug tegen de hooiberg, vanwaar je alles goed kunt overzien. Na een paar minuten komen de eerste bommen werpers van boven zee. Het zijn Lancasters, de viermotorige werkpaarden van de R.A.F., de Britse luchtmacht, te herkennen aan hun dubbele richtingsroer. Ze vliegen alleen of met een paar achter elkaar in een lijn loodrecht op de dijk op zo'n 2000 meter hoogte. Ieder laat een snoer bommen vallen van een stuk of vijftien. Ze slaan dwars over de dijk in de grond, maar ontploffen niet. De 8

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1983 | | pagina 10