de ketting. We hebben natuurlijk geen laarzen, Sam wel. Ik loop met blote benen in een afgeknipte Franse soldatenbroek. De voeten in klompschoenen met een houten zool. Het water is nog niet erg koud; het is pas oktober. Je moet wel oppassen met die doorweekte voeten geen blaren te krijgen, want alles gaat zweren. Sommige boeren moeten volgens de verhalen al tot hun borst door het water. Hazen proberen ook in boerderijen binnen te komen, maar eindigen in de braadpan. Een torenvalkje staat boven het water te bidden; die begrijpt het ook allemaal niet meer. Zaterdag 14 oktober Overdag komt het water niet hoger, maar het verspreidt zich over het eiland. Men zegt dat Gapinge en Sint Laurens ontruimd moeten worden omdat de dorpskernen volgende week met springvloed onder water zullen komen. De andere dorpen liggen hoog genoeg, 's Middags beschieten een paar jagertjes doelen in Veere. Ook in Vlissingen komt het water steeds hoger. Het gat in Westkapelle schijnt te verzanden, 's Nachts komt het water tien centimeter in huis. Mijn moeder roept me. Het water klatert van de stenen trap de kelder in. In het donker een pracht waterval van sproeiend zilver door alle zeevonk. We slapen op zolder met het zolderluik open. Ons kleine hondje Friedy (we kregen dit kleine mormeltje van Koolwijk toen de geallieerden voor het eerst aan de Siegfriedlinie stonden, dus noemden we haar Siegfried) moet nu ook boven slapen. Iedere nacht duvelt ze van de zoldertrap, maar vannacht komt ze bovendien bij de onderste tree in het water terecht. Luid jammerend, bibberend en kletsnat komt ze bij mij onder de dekens. Dat alles in het donker, omdat het te veel werk is een kaarsje aan te steken. Zondag 15 oktober Sam, Janna en Kaatje zijn naar Vrouwenpolder gevlucht. Wij blijven. De Engelse zender heeft gemeld dat er vandaag in Engeland een bidstond voor ons wordt gehouden. We zullen er dus het beste maar van hopen. Maandag 16 oktober Het water komt nu hoog in huis, maar loopt steeds met eb weer weg omdat we dicht bij het gat zitten. Voor het eerst komt het water in het fornuis, dat sissend dooft. In het karnkot is het ontromen een marteling. Met de ene hand moet je de centrifuge zwengelen en met de andere de drijvende melkemmers balanceren zodat ze niet omkantelen. Maar het ontromen en karnen gaan gewoon door. In het bijgebouwtje, waar Jan Dozie woont, is het een zootje. Zijn vloer bestaat uit losse bielzen op de aarde, die bij hoog water gaan drijven en dan kantelen, zodat de tafel en de stoelpoten tussen de drijvende bielzen in het water zakken. De kast met inhoud is omgevallen en de deur kan niet open omdat er een biels voor ligt. Ik heb in de bovenkant van de vliegtuigbenzinetank een groot gat gehakt, zodat we hem als kano kunnen gebruiken. De proefvaart verloopt voorspoe dig, al is hij erg tuitelig. Je moet je met de peddel, een stok met twee plankjes erop getimmerd, in evenwicht houden, maar hij is zo kort dat hij bij elke slag met de peddel een zwaai maakt. Als hij omslaat ben je verloren. Mijn lange benen zitten onder het voordekje geklemd en die krijg je er dan nooit meer uit. 12

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1983 | | pagina 18