DE JOODSE GEMEENTE IN VLISSINGEN Er was in Vlissingen nooit een grote Joodse gemeente en de kleine die er was, was niet belangrijk. Door de bestudering van de levensgeschiedenis van de heer Jos. van Raalte kwamen we ook op het spoor van enkele gegevens over de Joden in Vlissingen, dankzij de hulp van de stadsarchivaris van Vlissingen, de heer C.H.J. Peters, die ons bijzonderheden verstrekte uit het in 1873 versche nen boek: Geschiedkundige plaatsbeschrijving van Vlissingen door H.P. Winkelman. Deze schrijft (blz. 154): 'De extractnotulen delen mee dat 'de 29 maart 1738 aan de Joodsche natie twee huizen in de Lange Noordstraat vergund zijn, tot het houden eener Synagoge en dat hun een begraafplaats is geaccordeerd'. Waar die begraafplaats gelegen was, heb ik niet kunnen opsporen. In het begin van het volgend jaar werd een reglement voor de Synagoge ont worpen en vastgesteld. De gemeente schijnt echter al spoedig te niet gegaan te zijn, want reeds den 8 december 1742 schreven Parnassijns van Amsterdam aan het Gemeentebestuur om de boeken Mozes, alhier berustende, terug te mogen ontvangen. Daaraan schijnt niet voldaan te zijn, want d.d. 11 oktober 1755 lezen wij een besluit van den Raad om 'de Jodekerk in de Lange Noord straat af te breken, een muur aan de straat te zetten en met de boeken Mozes te handelen ten voordeele van de stad'. Men zou daaruit moeten opmaken dat de Joden hunne verplichtingen omtrent de stad te kort gekomen zijn'. Daarna wordt in de bronnen niets over Joden gevonden tot 1836. Maar in 1809 is door een brand een groot gedeelte van de plaatselijke archieven vernietigd. Zwarts schrijft dat de Joden slechts voor de markt naar Vlissingen kwamen (Brugmans en Frank, blz. 445). In 1836 werd opnieuw een verzoek gericht tot het gemeentebestuur om godsdienstoefeningen te mogen houden, doch uit de notulen van burgemeester en wethouders blijkt dat deze toestemming pas in 1839 werd verleend. De synagoge kwam in de achterbouw van de Latijnse school Groenewoud 41, de voorzijde van de synagoge was Rioolstraat. Toen het gebouw later in 1861 bij het maken van de school voor on- en min vermogenden moest worden afgebroken, hebben de Joden een huis gehuurd aan de Beursstraat 5. De synagoge was daar gevestigd tot 1868. Ze hebben toen getracht gelden bijeen te krijgen om een huis te kopen en dit is gelukt. Een huis werd gekocht aan de Peperdijk, daar werd de synagoge ingericht en die bleef daar tot 1920. De gemeente had een rijkssubsidie van 400,ontvangen tot stichting van een betere synagoge (jaarboekje 1867/68, blz. 61). In 1872 werd de gemeente bedreigd door een schandaal. Door de vroegere onderwijzer, die geruime tijd geen salaris had ontvangen, werd het Kerkbe stuur gerechtelijk tot betaling aangemaand met het gevolg dat de Wetsrollen en kerksieraden bij executie zouden worden verkocht. Door de heren Ph. Horneman en R. Andriesse werd de schande afgewend door de nodige gelden te lenen. Het kerkbestuur zou zich bijzonder onver schillig in deze zaak hebben gedragen (Weekblad voor Isr. Huisgezinnen, 29/11/1872). Wie dat kerkbestuur was en wie die onderwijzer was, konden we niet vinden. 18

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1983 | | pagina 28