KLEINE MONUMENTEN - Koudekerke IV dan door de stroper in de gaten gehouden totdat ze zo groot zijn dat ze bijna kunnen vliegen. De stropers gaan dan met een hekwerkje of een rolletje gaas de sloten langs om die jonge eendjes te vinden. Als men ze dan gevonden heeft en er is een duiker onder de weg of onder een dam waar die slootjes onderdoor lopen, dan zet men eerst het hekwerkje of het gaas achter de duiker en vervol gens drijft men met een hondje het krootje eendjes onder de duiker en dan zijn ze vlug genoeg gevangen. Jonge eenden die op het punt staan weg te vliegen zijn lekker mals om op te eten. Onder het klein wild behoorden ook nog wat trekvogels. De grauwe ganzen en de zwarte brandganzen waren voor de consumptie weinig waard, maar de rot ganzen zijn goed om te eten. Nu zijn ganzen moeilijk om te schieten; ze vliegen meestal meer als schothoogte en als ze op het land zitten, zoeken ze de wijde vlakte op. Ze zijn dan moeilijk te benaderen, vooral als er geen sloten waren waar men door kon kruipen en dan nog wel gecamoufleerd, want er is altijd een gans die op de uitkijk staat als de anderen eten. Bij onraad gaan ze ook direkt de lucht in. De ganzenjacht beschouwt de stroper dan ook als een jacht voor de heren. Om ganzen te jagen moet men ook nog een extra geweer hebben, een ganzenroer, dat was een enkelloops jachtgeweer met een lange loop om met ganzenlopers te jagen. Ganzenlopers is de grootste hagelsoort die in de handel is, zo groot als een kleine erwt. Als de ganzen nu vliegen en men schiet er op als ze voorbij zijn, dus van achteren, dan gaan die ganzenlopers tegen de stroom in van hun veren. Gewone hagel hoort men soms gewoon tegen hun veren slaan, terwijl ze verder doorvliegen. (wordt vervolgd) Tot nu toe hebben we objecten behandeld die aan of bij de openbare weg gelegen waren en duidelijk waarneembaar waren. Dit keer een kolos die een Koudekerkse moestuin staat op te fleuren. Een niet alledaags voorkomende combinatie, zo'n hardstenen paal uit een lang vervlo gen tijd, de seizoenen trotserend en een Koudekerkse moestuin. Nu kun je er je spa tegen zetten of je hark, maar daar houdt het dan ook mee op. En verder is zo'n ding toch maar een sta in de weg en het geeft nog schaduw ook. Oudere inwoners van Koudekerke en omstreken zullen zich dit achtererf her inneren als een deel van de tuin van notaris Mr. P. Loeff. Deze notaris bezat een, in landhuisstijl, verbouwde boerderij op de hoek van de Brouwerijstraat en de Beatrixlaan. Hierbij behoorde erg veel grond (zie o.a. de Wete 7e jaargang nr. 3, juli '78) onder veldnamen, waar de 'kafpit' behandeld wordt). In het boekje 'Koudekerke in oude ansichten' wordt dieper ingegaan op huis en tuin van deze notaris. Nu was de heer Loeff ook een verzamelaar van curiosa. Op openbare verkopingen, waar hij dikwijls beroepsmatig aanwezig was, kocht hij zelf nogal eens wat. Bekend zijn ook de fraaie stoeppalen (zie 26

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1983 | | pagina 36