MIDDELBURG BRANDPUNT
'emaekt mee azzien en een bitje 'êêt spekvet (dae wor je slae zo lekker zochte
van!) en Jaone gieng der es vo zitte. Ze pakten 't 'arde ei en sloog het op der
bord kepot om te pellen. Ze sloog flienk deur, want die eiers van Paulien 'adde
van die 'arde schellen!
Wat dienk je? 't Was een rauw!Jaone der 'anden en der eten zatte glad onder
de prut! Ze was 't er 'elegans ontdaen van: zó k& je toch nergens mir op
vertrouwe??
Ze krauwden den eierdooier een bitje van d'r spekkrupje of en gieng mer een
boter'am snieë. Want d'aerpels waere nie mir om eten!
Mer de twi andere eiers gieng ze laeter 'éél voorzichtig breke boven een schut-
teltje, want je kon mer nooit wete! 't Was goed bekeke: ze wazze aollebei
rauw!!
C.I. v. Nieuwenhuyzen
Vrijdag 17 mei 1940
Tot dan beperkt de oorlog zich voor ons tot overvliegende vliegtuigen, de
scherpe knallen van het afweergeschut bij Abeele, doortrekkende Franse
troepen en allerlei geruchten.
Geruchten over parachutisten in burgerkleren, over de Franse vlag die alweer
op de toren van Breda zou wapperen.
Voor mij, een jongen van elf jaar, is dat heel wat. Onze school is gevorderd en
ik heb alle tijd om 'de oorlog' uitvoerig te bekijken.
We wonen aan de Oude Vlissingse weg, naast 'Veldzigt', waar nu een Frans
stafkwartier is gevestigd. Onder de olmen langs de weg staan overal leger
voertuigen, evenals op de gazons onder de kastanjebomen van 'Veldzigt'.
Tussen ons huis en de weg ligt een brede sloot, waarover een bruggetje.
Daarover komen en gaan voortdurend Franse soldaten die zich achter ons huis
komen wassen.
Ze staan met emmers en teiltjes tot tussen de bloemperken, de bretels over
hun hemd. Sommigen scheren zich met hun kwartiermuts op.
De tuin ligt naar het oosten open. Van die kant komen doffe geluiden:
kanonnen!
Dan komt er een politieagent het bruggetje op. Namens de burgemeester raadt
hij mijn vader aan met zijn gezin te vertrekken. 'Er zal hier wel spoedig
gevochten worden', zegt hij en gaat snel weer weg.
Moeder is, gewoontegetrouw, om de vrijdagse boodschappen. Als ze
terugkomt heeft vader zijn besluit genomen: vertrekken. Hij neemt de fiets om
in de stad onderdak voor ons te zoeken. Intussen maken wij ons gereed. Mijn
konijntje wordt zolang bij de buren op 'Veldzigt' gebracht. Die blijven nog.
Rond elven verlaten we ons huis. Wat beddegoed op de twee fietsen van mijn
vader en mijn broer. Moeder en wij, de andere kinderen, dragen allemaal wat.
Ik draag een emaille schaaltje met daarin de pas gekochte runderlapjes. De
soldaten kijken ons na, begrijpen wat de bedoeling is. De reis eindigt bijna bij
het station. De kanaalbrug staat open. 'Er zit een parachutist onder' wordt er
verteld. Een paar Fransen kijken toe. Een van hen lost een schot op iets onder
de brug. Waarna een benauwde brugwachter opdracht krijgt er met een bootje
heen te roeien.
22