Woensdag 8 november. - Vrouwenpolder bevrijd. Men zegt dat er een ultimatum is, dat het dorp wordt platgegooid als de Duitsers zich voor negen uur niet hebben overgegeven. Om half negen vraagt een Duitser aan mijn vader of hij de Pastor is. Hij wil dat iedereen dekking zoekt in verband met de luchtaanval om negen uur, maar mijn vader gelooft hem niet en denkt dat het een smoes is omdat ze geen publiek willen hebben bij de overgave. Om kwart over negen komen twee geallieerde officieren in een Duits autootje om te onderhandelen in het Duitse hoofdkwartier, dat natuur lijk tussen de kerk en het Rode Kruisgebouw ligt. We kijken onze ogen uit, maar begrijpen er niet veel van. Veel gesalueer en hakkengeklak van de Duitsers. Voor het laatst! want even later loopt een colonne van dertig Commando's in vlotte pas over de Westdijk het dorp binnen. Eén speelt op een mondharmonica en de rest zingt: 'It's a long way to Tipperary. It's a long way to go'. Later zal blijken hoe toepasselijk dat is. Dat zijn nu onze bevrijders. Ze dragen geen helmen, maar donkergroene baretten. Een lichtgevende geel-groene sjaal rond de hals. Een camouflage windjack met een slip tussen de benen door. Op soepele hoge leren schoenen met rubber zolen en dikke noppen. Ze lopen bijna onhoorbaar. Het is eindelijk zo ver. Ik krijg kippevel tussen mijn schouderbladen, de heilige huiver, die ik voor het eerst voelde toen ik in 1939 met mijn ouders op het balkon naar het gejank van de sirenes stond te luisteren bij de eerste oefening van de luchtbescherming. Vijf jaar is dat nu geleden. Nu is de oorlog voorbij. Op dit moment hebben wij vijf jaar gewacht. We zijn bevrijd. Alles loopt op straat met vlaggen en met oranje en overal blijde gezichten. Tegen de middag moeten de Duitsers ongewapend aantreden. Een vijftal zwaar bewapende commando's zet het Dorpsplein af. Daarna arriveren amfibietanks met meer troepen. Ook groene baretten. Alleen de bestuurders van de Buffalo's dragen zwarte baretten. Nog honderd Duitsers geven zich over. Ze gooien hun wapens tussen de braambosjes en hebben het zoeklicht opgeblazen. Ondergedoken Italiaanse krijgsgevangenen komen weer tevoorschijn en hebben veel plezier. Ze klimmen op een Duitse keukenwagen en delen margarine uit aan de mensen. Ze hebben het ook overleefd. Bij de gevechten vanaf Domburg zouden 40 koeien zijn gedood en 23 burgers. Plotseling zie ik in het gedrang mijn fiets, samen met de Duitser die hem een week geleden van mij heeft afgepikt. Ik krijg hem netjes terug, met de veront schuldigingen en een pakje vet, dat hij op de bagagedrager heeft gebonden. De oorlog zit er voor hem op. We hoeven niet meer om acht uur binnen te zijn, maar moeten nog wel ver duisteren. Vanaf Schouwen kunnen de Duitsers ons nog zien. Donderdag 9 november Mijn vader gaat samen met Wim Jobse op een wagen naar Serooskerke om te proberen naar Vlissingen te komen. In de middag is er een dankstond in de kerk. Duitse krijgsgevangenen lopen in een lange colonne door het dorp richting Veere. De mensen staan een paar rijen dik langs de kant te kijken. Achter ons staat een mannetje te schreeuwen 'Vuile rotmoffen, vuile schoften'. Hij heeft 11

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1983 | | pagina 13