krijgen. Ze zullen de lidtekens wel zien'. Vanzelfsprekend gaan onze verbalisanten ook de woning in de Herenstraat bekijken, in het bijzonder de kelder waarin Marietje volgens enkele getuigen zou moeten hebben geslapen en het binnenplaatsje, waar volgens de naaste buren het meisje zou zijn mishandeld. Het blijkt, dat de buren de mishandelingen op het binnenplaatsje duidelijk hebben kunnen zien en dat zij gezien de situatie ter plaatse de mishandelingen, althans het schreeuwen van het kind, duidelijk hebben kunnen horen. Van de kelder, waarin Marietje geslapen zou hebben, zijn, zover ik weet, foto's gemaakt. Helaas kan ik deze foto's hier niet afdrukken. Tegen verdachte B., moeder van Marietje, wordt proces-verbaal opgemaakt wegens vermoedelijke overtreding van artikel 255 subs. 303 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte wordt voor de officier van justitie geleid. Uiteraard werd de moeder van het mishandelde meisje nog dezelfde dag ge arresteerd en na verhoor voor de Officier van Justitie te Middelburg geleid. Pas op 7 april 1922 was het zover, dat de zaak voor de Rechtbank diende (zoals dat in ambtelijke termen heet). De Rechtbank had aan één zitting niet genoeg om 'in het openbaar' uit te zoeken wat er precies gebeurd was. Ook de 25e april 1922 werd eraan gewijd. Toen vond de president van de Rechtbank het nodig om de zaak terug te verwijzen naar de rechter van instructie, om na te gaan of de moeder wel toerekeningsvatbaar was. Dat onderzoek duurde geruime tijd, gedurende welke de vrouw steeds in het Huis van Bewaring in Middelburg werd vastgehouden. Op 19 september 1922 kwam dan eindelijk de zaak wéér voor de Rechtbank. De beklaagde bleek geen geestelijke afwijkingen te hebben. Ze bleef ontkennen het kind te hebben mis handeld. Nou ja, ze had het meisje wel eens met een pook geslagen, maar het was ook zo'n ondeugend kind. De Rechtbank achtte echter opzet tot zware mishandeling bewezen en veroor deelde de moeder wegens mishandeling, zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebbende, tot 5 jaar gevangenisstraf met aftrek van voorarrest. Wie zei ook al weer: 'Als ik wist dat ik er maar 4 jaar voor kreeg, sloeg ik haar dood?' dH. 23

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1983 | | pagina 25