Voor het begin werd een span gesneden, een riet of een stokje van hoogstens 15 cm lang. Kwam de geklipte cent binnen de spanwijdte van een andere cent, dan werd die cent opgestreken en mocht de speler nogmaals zijn geluk beproeven, net zo lang als de speler het geluk had binnen de spanwijdte van een andere cent te klippen. Was dat niet meer het geval, dan kon een andere speler zijn geluk beproeven. Zonder centen kwam het kot nooit te liggen, vandaar dat het spel nooit uit was. Het werd pas dan beëindigd, als men er de brui aan gaf of als de tijd noopte tot stoppen. Deze omschreven manier was de meest voorkomende vorm van klippen. Af en toe werd, voor de verandering, op 't meetje geklipt. Dan werd geen kot getrokken, maar een op de muur evenwijdige lijn. Ook met een 10 cm kotje in het midden. Dan golden dezelfde regels als 'op 't meetje' voor-omschreven. Er werden 2 of 3 centen ingezet en er moest ook geoenkeld worden, enz. enz. Deze drie bovengenoemde spelen werden een halve eeuw geleden door de Westkappelse jongens en jongemannen zeer veel gespeeld. Slok in de kuute Iets minder druk beoefend werd het spel 'slok in de kuute'. Dit was ook minder spannend. Waar bij de vorige spelen de winst- of verliesrekening per middag slechts enige dubbetjes bedroeg, waren bij dit spel de winst- of verlies- kansen wat groter. De inzet was 5 cent en een spel duurde maar kort. In de harde grond werd met een mes een gaatje gemaakt van 3 cm diameter en 7 a 8 cm diep. De spelers moesten op een afstand van 2Zi meter trachten één of meer van de 5 centen in het gaatje te werpen. Hij die daar het best in slaagde, moest met de inzet van alle spelers op een afstand van 1 Zi meter opnieuw in het kuiltje mikken. Alle centen werden op een stapeltje gelegd en rechtstandig tussen de vingertoppen genomen. Slaagde hij er in het hele stapeltje in het kuiltje te werpen, dan noemde men dat slok en was heel de inzet voor hem. Lang niet altijd lukte dat. Kwamen de centen niet allemaal of in 't geheel niet in het kuiltje, dan moest met de buiten het kuiltje gevallen centen door een andere speler geslokt worden, totdat geen centen meer buiten het kuiltje vielen. Dan werd opnieuw met 5 cent begonnen. Zoals gezegd was dit spel niet zo algemeen als de vorengenoemde. Maar op centen spelen, de verzamelnaam, vond dagelijks plaats. Hoewel het behendigheidsspelen waren, mochten ze in het openbaar niet worden bedreven. Vandaar dat af en toe de politie aktief was. Dan was het uitkijken geblazen. Er werd dan enige tijd meer aan het kaartspel gedaan, ook wel om enig geld, maar dat was niet zichtbaar. W. Gabriëlse, Westkapelle 5

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1983 | | pagina 7