Prettig is het wanneer auteurs bij het begin van hun boek duidelijk maken wat hun bedoeling en hun achtergrond is. Theo Kampa en Hans Vandersmissen doen dat eerste gelukkig ook, het tweede echter niet. In hun inleiding constateren ze terecht dat bij de gestage stroom van boeken over onze provincie, de populaire en rijk geïllustreerde beschrijvingen van monumenten oververtegenwoordigd zijn, maar dat schaars bleven de boeken waarin die momumenten nu eens in een kader worden geplaatst. Met deze 'Atlas van de monumenten in de Zeeuwse Delta' willen ze in die behoefte voorzien: door voor de 'geïnteresseerde leek-op-vakantie de samenhang tussen het vele schoons van de Zeeuwse Delta overzichtelijk bijeen te brengen'. Met die samenhang bedoelen de auteurs dan vooral het verband tussen de politieke, ekonomische en waterstaatkundige geschiedenis èn de monumenten (in de ruime zin: ook bijvoorbeeld scheepswerven en dijken) van de delta. Ook hun begrenzing van die delta is ruim. Dit heeft tot gevolg dat ook Europoort, Dordrecht en de Biesbosch aan bod komen in deze atlas. Al met al dus een brede, en inderdaad vrij oorspronkelijke opzet. Maar de uit werking is minder geslaagd. Tekenend daarvoor is reeds de vormgeving van de net besproken inleiding. Die werd blijkbaar niet gecorrigeerd, en zodanig afge drukt over een eveneens twee bladzijden beslaande (mooie!) foto, dat het de bedoeling lijkt de lezer hoofdpijn te bezorgen. Op deze wijze doen tekst en af beelding elkaar over en weer afbreuk. Deel 1 van het boek behandelt in twee hoofdstukken onderwerpen als de strijd tegen het water, waterstaat en landaanwinning. Deel 2 (2 hoofdstukken) gaat in op de hoofdlijnen van de politieke verwikkelingen en het waterschaps bestuur, alsmede op de geschiedenis van Rotterdam. In deel 3 (f hoofdstuk ken) komen achtereenvolgens visserij, landbouw, handel en scheepsbouw aan de orde. Hier wreekt zich de veel te ruime begrenzing en het hinken op twee gedachten. De vakantieganger in Zeeland zal hoogstwaarschijnlijk niet op zoek zijn naar de Rotterdamse historie. En waarom wèl die van Rotterdam en Dordrecht behandeld, en niet de grenzen nog ruimer getrokken, tot Antwerpen en Brugge, waarlijk geen onbelangrijke plaatsen voor de Zeeuwse geschiedenis. Opvallend is, dat voor de landbouw, toch niet onbetekenend in dit gewest, maar weinig ruimte is vrijgemaakt. In de vele afbeeldingen komen boerderijen maar mondjesmaat aan bod. Dat valt des te meer op wanneer je in deel 4, dat drie hoofdstukken inruimt voor een vrij traditionele, plaatsgewijze beschrij ving van de monumenten, leest dat 'de meeste schoonheid van Zeeland juist buiten de steden is te vinden'. Op dezelfde merkwaardige manier als waarop het boek begint, eindigt het ook. In het laatste hoofdstuk (13) 'De natuur wijkt nooit' worden, via enkele ge dachten over natuur- en landschapsbescherming, plotsklaps vrij technische vaaraanwijzingen voor de watertoerist verstrekt. Met een index, een Engelse summary, en een weinig evenwichtige literatuurlijst sluit het boek. Op veel plaatsen is detailkritiek mogelijk. Verwarrend is de tekst (o.a. op p. 17 en 34) over het verschil tussen vliedbergen (werven) en burgen. De vier op p. 164 vermelde Middelburgse kaaien liggen wel degelijk aan water. De namen Heinkenszand en Ovezande (p. 14, 19) verwijzen naar opwassen en niet naar kreekruggen in het oudland. De term meeldijk wordt gehanteerd alsof deze 25

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1984 | | pagina 27