het Amerikaanse fregat 'Franklin'. Met behulp van het oud archief van Vlissingen en de medewerking van het Departement van Marine in Washing ton is het volgende aan het licht gekomen. Het begint allemaal met een bericht in het Vlissingsch Weekblad dd. 2 juli 1870, waarin gemeld wordt, dat het fregat Franklin met aan boord admiraal Faragut, gevolgd door andere bodems van Napels herwaarts zal stevenen met het doel een bezoek aan het Nederlandsche hof te brengen en voor deze stad ten anker zal komen. Op 16 juli wordt gemeld, dat men zegt, dat het fregat Franklin 'hetwelk primitief bestemd was hier eenigen tijd te vertoeven door politieke omstandigheden spoedig van hier zal vertrekken'. Deze omstandig heden werden gevormd door de Frans-Duitse oorlog, die op het punt stond uit te breken. Uit de Amerikaanse marine-annalen blijkt, dat de 'Franklin' het vierde schip van die naam was, een stoomfregat oftewel schroef-fregat (in tegenstelling tot de midscheepse 'paddlewheels' van de vorige schepen), mat 5170 ton en had een bemanning van 228 man. Belangrijk is het bericht van het Vlissingsch Weekblad van 22 juli, dat luidde als volgt: Het Amerikaanse fregat 'Franklin' is tengevolge van de aan boord heersende pokziekte in zoverre buiten gemeen schap met de stad gesteld, dat niet dan noodzakelijk manschappen aan wal mogen worden gezonden. De lijders, reeds ten getale van 42 man, waaronder 2 officieren zijn in het gasthuis en het zogenaamde pesthuis op genomen. Dr. Fokker van Middelburg heeft het gebouw onderzocht en het tot doel bijzonder geschikt bevonden. Door het stedelijk bestuur zijn de nodige voor zorgsmaatregelen genomen ten einde zoveel mogelijk de verspreiding der ziekte te voorkomen, welke verschrikkelijke verwoestingen kan aanrigten onder eene bemanning in de betrekkelijke ruimte welke een schip aanbiedt. Het schip heeft de quarantainevlag gehesen'. Terug nu naar het verslag in het logboek van de Franklin. Op 8 juli arriveerde het schip op de rede van Vlissingen, ging daar voor anker en ruim één week hield men zich onledig met een bezoek van commandant, captain C.R. Rodgers aan het Vlissingse gemeentebestuur, scheepsoefeningen en het terughalen van bemanningsleden na uitgaansverlof 'in poor condition' na te veel van de Hollandse gastvrijheid genoten te hebben. Het eerste geval van pokken wordt gemeld op 18 juli. Die dag werd master Theodorus B.M. Mason aan de wal gebracht, later op de dag gevolgd door 6 andere bemanningsleden. De dag daarop werden 16 man aan wal gebracht en ging het schip in quarantaine. Op 20 juli nog eens 12 man aan wal, op 21 juli 7 man, 3 man op 23 juli en 2 op 24 juli en 25 juli. De verpleging was in handen van drie doktoren van de Amerikaanse vloot. Gezien de ernst van enkele gevallen komt op 29 juli de vlootaalmoezenier Rev. G.W. Smith naar de wal en neemt zijn intrek in het hospitaal. De dag daarop gaan de eerste 3 man terug naar hun schip en de dagen daarop volgend nog eens 11Op 2 augustus wordt de quarantaine opgeheven 'welke reeds veel schade aan de neringdoenden dezer stad heeft berokkend' verzucht het Vlissingsch Weekblad. Op 3 augustus gaat de vlag op de Franklin halfstok; aan de wal overlijden coxwain John Lemmon en ordinary seaman Frederick Kloot, één dag later volgt hen in de dood apprentice Andrew D. Barr en op 5 augustus landsman Edward Schooler. Allen werden met spoed begraven met inbegrip van seaman John Green, die op 4 augustus overleed, doch merkwaardigerwijs niet in het logboek staat vermeld. Interessant is het krantenbericht van 19 augustus, hetgeen luidt: Door vrijwil- 20

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1984 | | pagina 22