scharrelen ging geruisloos na enige (soms vrij lange) tijd over in verkering. Van verloven of een verlovingsfeestje hoorde je niet. De ouders van de jongelui vernamen later van kennissen wel, dat hun dochter of zoon een scharreltje had of aan het verkeren was, waarna zij dan vroegen om hem of haar eens mee te brengen ter kennismaking. Eenmaal aan huis geweest was het ijs gebroken. Spoedig vernam men dan: 'tls krul an, ie komt a an uus'. Gezinnen waarvan één van de kinderen geruime tijd verkering had, waren op nieuwjaarsmorgen in spanning. 'Zou er geen nieuws zijn met Jan of Piet, met Joantje of Keetje?'. Vader en moeder waren altijd de eersten aan wie het werd bekend gemaakt. Na het wisselen van de nieuwjaarswensen kwam het hoge woord eruit. 'Vader en moeder, bi leven en welwissen komt er van 't jaer veranderinge in 't gezin'. 'Is het zó varre, jae? Nou mét wé een bitje an zie komme. Een grote verrassing ist vö ons nie. Gefeliciteerd mijn kind, geluk gewenst en onze zegen', leder was opgelucht, de spanning was verbroken. 'En trouwe, wanneer dienke je dat te doen?' 'Liefst, a me een uus kunne kriege, zó rond meije'. Waar de tradidie op berustte om te trouwen in of rond de meimaand is mij niet bekend. Vele van de jonge mannen in het dorp hadden geen vaste werkkring en werkten naast hun dijkbeurt in los verband bij de boeren. In de zomermaanden was op het land altijd wel werk te vinden. Zou dit misschien een reden zijn geweest om in het voorjaar te trouwen? Op andere Walcherse dorpen verhuurden zich veel jongeren per halfjaarlijks kontrakt (1 mei en 1 oktober) bij de boeren. De meisjes stopten er mee wanneer ze trouwden. Ook de jongens, die dan meestal als dagloner bij een boer gingen werken. Een logisch gevolg was dus om in mei of oktober te trouwen. Dat was echter bij de Westkappelse jeugd niet het geval. Het was een hoge uitzondering dat iemand uit het dorp zich als boerenknecht of meid verhuurde. Wel waren er vele in vaste of losvaste dienst bij een boer werk zaam. De vaste arbeiders stonden 's winters op de dorsvloer. Tot maart werd er gedorst. De losvasten deden alleen het buitenwerk (maart tot november). Beide groepen werkten op weekloon. Dan resteerde nog de losse arbeider, die op dagloon werkte, van de ene boer naar de andere trok en per dag werd aangenomen en ontslagen. Een boerenarbeider werkte op vastgestelde uren en was verder thuis. Een boerenknecht woonde op de hofstede in en was als gezinslid zonodig dag en nacht beschikbaar. Alleen de zaterdagavond en de zondag gaf iets meer vrijheid. Om die vrijheid was een Westkappelaar dan ook niet genegen zich als boerenknecht te verhuren. Terug naar de nieuwjaarsdag. Dat iedereen benieuwd was wie er dit jaar in het huwelijksbootje zou stappen laat zich enigszins begrijpen. Een ieder kende wel huwelijksadspiranten in de familie-, buren- of kennissenkring en trouwen bleef toch altijd een belangrijke gebeurtenis in een dorp waar ieder iedereen kent. Eer de dag was verstreken wist een ieder wie dit jaar ging trouwen. Natuurlijk waren er de gewone uitzonderingen. Af en toe waarde een plotseling nieuwtje door het dorp: 'èje ook a ehoore van dieë, Stoel ei ewist'. 'Neêe toch, 't is toch gin waere zeker. Mé ménse, das toch öok wat zeg. Oe oud zou dat meisje nog mê wisse?'Ze moe nog mê net 17 wisse en die joen is 2 jaer ouwer. En dat uut zo'n net gezin. 'tZa vö die ouwers nie mee vaale. Die zu der wi wé vö op moete draoie! Mé jae, die jeugd ze doe mé! 'Zo passeerde elk jaar wel eens een paar gedwongen huwelijken. Wat ook voorkwam, dat het vastgestelde jaar passeerde zonder huwelijk, omdat er geen woning beschik- 28

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1984 | | pagina 30