oostelijke deel van de dijk stond overigens ook wel bekend als de 's-Hertogen-
dijk, omdat de hertog van Brabant deze vanouds moest onderhouden.
De ligging en de benaming zidewende en dwarsdijk geven de funktie van de
dijk aan. Hij staat dwars op de Scheldedijk en loopt door de lagere veen- en
kleigebieden, om plots te eindigen op de hogere zandgronden bij Hoevenen.
Daar was hij kennelijk niet meer nodig. De dijk had dan ook alleen een funktie
voor de lagere gronden. Bij een dijkdoorbraak zou het Scheldewater n.l. alle
gronden onder water zetten. Een dergelijke zijdewende of dwarsdijk deelde het
potentieel bedreigde gebied op in partjes om zo de schade te kunnen beperken.
Door het getijdekarakter van de Schelde kon het gevaar zowel door boven
stroomse als benedenstroomse dijkdoorbraken komen. De benaming Ordam
duidt er wellicht op dat de dijk is aangelegd door de bewoners van Oorderen,
en dat derhalve benedenstroomse doorbraken het meest gevreesd werden.
Een dergelijk type dijk vindt men overigens ook op vele plaatsen in het Neder
landse rivierengebied, eveneens onder de namen zijdewende en dwarsdijk.
Door zijn specifieke ligging ging de Cauwensteinse dijk ook een grote rol
spelen bij het beleg van Antwerpen door Farnese dat in augustus 1584 begon.
Daarvóór had Farnese al vrijwel de hele linker Scheldeoever in handen gekre
gen. De prins van Oranje had aan Marnix van Sint-Aldegonde opdracht
gegeven de stad tot het uiterste te verdedigen. Hij stelde voor de Scheldedijken
en de Cauwensteinse dijk door te steken. Zodoende kon Farnese dit gebied niet
in handen krijgen en tevens was een bevoorradingsroute per platbodem naar
Antwerpen gekreëerd. De linker Scheldeoever was immers al vrijwel verloren
en daardoor de vaart over de Schelde uiterst gevaarlijk. Door verzet van de
Antwerpse beenhouwers ging dit plan niet door; hun beesten weidden nl. in
deze gebieden.De gevolgen waren niet mis. Mondragon veroverde de gebieden
en slaagde er maar net niet in het fort Lillo in te nemen. Farnese bouwde ver
volgens de forten Philips en Marie aan weerszijden van de Schelde en begon
met de aanleg van een brug hiertussen. Mondragon bouwde aan de rechter
oever de Kruisschans en een aantal redouten op de Cauwensteinse dijk.
Antwerpen raakte zodoende volledig geïsoleerd. In december 1584 lukte het
geen enkel proviandschip meer om via de Schelde de stad te bereiken. Een
voedselkaravaan over land viel geheel in handen van Farnese. Verschillende
pogingen om de brug over de Schelde te vernielen met behulp van branders
mislukten, net als aanvallen op de linker oever. De enig overgebleven route om
de hongerende Antwerpenaren te bevoorraden was via de polders op de
rechteroever en dus via de Cauwensteinse dijk. Deze versterkte dijk móest
veroverd worden, anders was Antwerpen verloren.
De eerste aanval vond plaats in de nacht van 6 op 7 mei 1585. Na aanvankelijk
sukses moest Hohenlohe, de Staatse veldheer, zich terugtrekken. Wel 150 man
verdronk hierbij. Eind mei werd de poging herhaald met twee vloten, één
vanuit Antwerpen en één vanuit Lillo, samen 200 schepen. De aanval leek te
slagen en één Zeeuws schip met graan gleed door een van de drie gemaakte
bressen in de dijk. Hohenlohe en Marnix sprongen op het schip en gingen de
overwinning in Antwerpen vieren. Farnese en Mondragon hadden echter
inmiddels hun mannen verzameld en vielen over de dijk van twee kanten de
Staatse soldaten in de bressen aan. Hier bevonden zich vooral Zeeuwen onder
leiding van Haultain, de gouverneur van Walcheren, en Schotten. De Zeeuwse
schepen trokken zich bij eb weer terug naar het veilige Lillo en demorali
seerden daardoor de verdedigers op de Cauwensteinse dijk. Vrijwel al hun
aanvoerders waren inmiddels al weg, deels zich niet het gevaar beseffend, en
4