Hoe klinkt het Rechthuis door geschraap op veêl en bas. 5) Geen Waterlandertje zo puntelijk ooit was 6) Dan Souburgs meisjes zijn, om 't renperk te vereren. Wat vracht van goud aan hoofd en hand! Ja, dit is d'opschik van het land; En zijn die vrijers niet parmantig in de kleren? 't Nieuwsgierig steevolk komt van alle kanten aan, Elk zoekt een plaats, waar hij wel 't beste denkt te staan. Men praat, men lacht, men duwt, men dringt en wordt gedrongen. Men knikt, men groet, men wordt gegroet. Men wenkt waar dat men wezen moet. Hier kijft, daar kalt men, en daar ginder wordt gezongen. Staat ruim! daar komt de stoet der fiere ridders aan. Ze rijden deftig voort en zwenken naar de baan. Die leidt zijn paard en deez' is rustig opgezeten. Daar onze Jan zijn dekkleed schikt, Wordt hij van Geertje toegeknikt, Dat is: nou Jan, toon nou dat jij 't niet hebt vergeten. Die wipt op 't moedig bruin; hij zit vrij vast, dat 's gang! 7) Hij heft de lans, hij mikt. Wat ziet zijn vrijster bang Of 't Krijn mislukte. Hoezee! die prijs is al gewonnen. Nu lacht zijn lieve Zoetje eerst wit, 8) Daar zij in 't herbergvenster zit; En heeft ze geen gelijk? Wel, 't is om d'eer begonnen' 9) Hoor dat geschater, dat gelach, dat handgeklap. Daar komt een ander held! Hij zet zich vast en schrap. Hij strijkt zijn haar terzij en trekt zijn hoed naar voren, 10) Zie hoe dat dartel rosje springt, Hoe 't hapt en briest en kromt en wringt! Nu Teunis, doe je best, nooit heb je 't spel verloren. Hoe zwaait dat zijden lint (zo bont van verf als 't kan) 11) De knapen om het lijf. Ja, Pieter dat's een man. Die knopen die hij in zijn hemd zo weids doet pralen, En die aan 't hemdrok zijn gezet, Die won hij lestleên Pinkstren. 12) 'k Wed Hij zal wel weer een prijs - hij rijdt heel netjes - halen. Hoe straalt de vrolijkheid die borst ten ogen uit! Hij is de bruigom en mooi Leentje is de bruid. Hij geeft een knipje weg, maar 't geeft hem vuur en leven. Hij gloeit van liefde, moed en wijn, 13) En denkt: hoe welkom hij zal zijn, Kan hij die beugeltas zijn mooie bruidje geven. 10

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1984 | | pagina 12