fulmineren van De Brune tegen de Nieuwe Mode van rond 1600 duidelijk
aangeeft dat er niets nieuws onder de zon is.
Johan de Brune: 'Wat vind men al moyaerds en teutebellen, die niet en denken
of en spreken, dan van kragen en hongerlingen (vrouwenlijf met panden) a la
mode. De kleeren van ouden date zijn by haer bespottelick: zy weten ook
reden te geven waerom de gramgaten (vrouwenlijf zonder mouwen) en boffen
(bolle opnaaisels aan de mouwen) buyten gebruyck geraeckt zijn, en waerom
de Joffers nu van achter gerijght werden. Socrates dede de wijsheyt uyt den
hemel op de aerde dalen; en deze doen de zotheyd uyt der aerde tot den hemel
rijsen. Men zeght van de zintmen (apen) dat ze noyt meer beesten en sijn dan
als ze vermomt werden onder kleeren van de menschen. En deze modisten en
zijn apen noyt meer gelijck, dan wanneer ze met de nieuwe snuf komen uyt-
strijcken, en andere den ouden draght verwijten
Ik vond dit stukje 'Johan de Brune' in een kranteknipsel van 4 maart 1949
toen in onze contreien kennelijk de 'New Look' heerste. Ik nam het letterlijk
uit dat knipsel over.
De Brune's visie op de vrouwen van zijn tijd zal nü waarschijnlijk een scherpe
reactie oproepen, maar toch waag ik het erop om zijn visie hier neer te
schrijven:
'Kaeckel-Wijven.
Men vindt wijven, welckers uyrwerck altijd op noene staet, en noyt min, als
twaalf uyren slaet; 't is moeielick voor een man: maar wie kan die mond toe-
neayen, die altijd op en neer gaet en gheen naelde vatten wil? Wal, laet ze
haeren zwier hebben, als 't niet anders wezen kan; en heeft ze door den slaep
of ander belet, wat te langh ghezweghen, laet ze haer achter-stel in haelen en
vry uytbollen, dat haer te bangh op 't harte light. Die geen vaste ooren heeft en
moet geen wijf nemen. Daer honden zijn, zijn vloyen; daer koren is, zijn
ratten; en daer vrouwen zijn, zijn woorden
Wij houden ons als Heemkundige Kring bezig met het bevorderen van de
kennis en de bestudering van de levensomstandigheden, gewoonten en gebrui
ken van onder meer de vroegere bewoners van Walcheren. Wel, Johan de
Brune laat in bovengenoemde citaten duidelijk blijken hoe hij over de
'gebruiken en gewoonten' van zijn vrouwelijke tijdgenoten denkt. Of zou hij
alleen maar mevrouw De Brune kapittelen?
j.d.h.
12