's Morgens liepen we maar wat heen en weer. Als de grote olm valt, dan gaat hij toch op het gazon. In de keuken vond ik het het veiligst. Daar waren aan drie kanten geen ramen en de vierde wand lag heel beschut achter het vooruit springende gedeelte van het huis. En toen ik zo eens naar buiten keek, zag ik iets bewegen, een boog beschrijven in de hoogte. Daarop een doffe klap slag, die ik maar al te goed kende. Op Berkenbosch waren er op die manier immers tientallen gevallen die ik gehoord had. We holden naar de serre en daar lag hij. Volgens de houthan delaar in houtwaarde de mooiste boom op Walcheren, volgens mij de mooiste van Vijvervreugd. Languit lag hij op het voorgazon, de broek bij het pad, de kruin in de plataan. Toen ik de lengte van verschillende delen eens mat, vond ik: breedte broek: 9 meter; hoogte broek 4 meter, dikte broek op het dikste ge deelte 1 meter 25. Stuk broek - 1ste gaffel 10 meter, dikte van den stam 3.60 meter. De oppervlakte van den broek was dus 36 m2, de oppervlakte van een klein stadstuintje. Of de val van dien boom indruk maakte. Toen kwam de tuinman zeggen dat de boom, waarin het uilennest zat, volgens mij een van de drieman schap, kapot was; de kroon plus een stuk stam versperden het padje. Overal lagen natuurlijk takken en de dakpannen lagen in stukken op straat. De zinken platen uit de gooten en van het plat zeilden door de lucht tot aan het eerste dwarspad, tot achter de eikeboom, alsof een jongen met een stuk bord- 17

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1985 | | pagina 19