en oudheidkundige verenigingen in Zeeland meer dan alleen een sluimerend bestaan kunnen gaan leiden. Het is, in het licht van de bovengeschetste ontwikkelingen, een goede gedachte van Uitgeverij Fibula - Van Dishoeck een geheel herziene tweede druk op de markt te brengen van de 'Handleiding voor de beoefening van lokale en regio nale geschiednis.' De eerste druk van dit door prof. dr. W. Jappe Alberts en A.G. van der Steur geschreven boek (in 1968 in de bekende Fibula-reeks verschenen) was reeds lang uitverkocht. De auteurs werpen in hun 'woord vooraf' bij deze nieuwe druk de vraag op of er niet een gedegen handboek voor de beoefening van het lokale en regionale historisch onderzoek in Nederland dient te komen. Een vraag die we, dunkt me, zeker positief kunnen beantwoorden. Ondertussen hebben zij in een leemte voorzien door deze hernieuwde uitgave te laten verschijnen. Het boek geeft in 226 bladzijden (inclusief een bijlage en registers) een schat aan infor matie voor een ieder die zich met historisch onderzoek op lokaal of regionaal niveau wil gaan bezighouden. Wat voor soorten bronnen kunnen we onderscheiden en waar vind je ze? Wat is er zoal over de verschillende provincies, en belangrijkste steden, gepubli ceerd (de Encyclopedie van Zeeland -juist voltooid- wordt op blz. 37 genoemd; Zeeland beschikt daarmee over het meest recente provinciaal encyclopedisch overzicht, Groningen en Friesland kennen oudere uitgaven, de overige provin cies moeten een dergelijk standaardwerk ontberen.). Topografische afbeeldingen wat zijn dat en hoe kun je ze opsporen? Dat zijn wat grepen uit het eerste gedeelte ('Het historisch materiaal') van het onder havige boek. Deel II geeft, onder de titel 'De keuze van het onderwerp', aan hoe men een historisch onderzoek dient op te zetten en aan welke deelgebieden men daarbij kan denken (politieke geschiedenis, kerkgeschiedenis, bestuurs- en rechtsgeschiedenis, historische geografie, economische en sociale geschie denis, cultuurgeschiedenis en multidisciplinair onderzoek worden daarbij genoemd, maar deze lijst is uiteraard nog wel aan te vullen en te verfijnen). In deel III en deel IV worden respectievelijk het eigenlijke onderzoek en de uitwerking van het materiaal behandeld. Als voorbeeld is een bijlage opgeno men: 'Bronnen en methoden voor het onderzoek naar de geschiedenis van een gebouw'. Een rare fout is op de achterzijde van het boek te vinden. Daar wordt gespro ken van een aparte bijlage, die een beknopt overzicht geeft van de methoden die in andere (West-Europese) landen bij de beoefening van de lokale en regio nale geschiedenis worden gebruikt. Terwijl de auteurs verklaren (blz. 8): 'De bijlage uit de eerste druk (een his torisch overzicht van de lokale en regionale geschiedbeoefening in een aantal Europese landen) is hier niet herdrukt!' Een dergelijke fout, die natuurlijk niet voor had mogen komen, doet echter geen afbreuk aan de inhoud van dit werk dat ik iedere (adspirant) amateur historicus van harte kan aanbevelen. Tot slot nog een paar woorden over archieven (blz. 160-164 handelen met name over het archiefonderzoek). Nadat U bij een archiefbewaarplaats bent beland -bekijk vooraf de provinciale archievenoverzichten!- en de archieven van Uw keuze aldaar hebt gevonden, is raadpleging van een inventaris van die archieven een eerste vereiste. In die archiefinventaris vindt U een opsomming van hetgeen zich in het door U te bestuderen archief bevindt (veel archieven 31

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1985 | | pagina 33