verleden maakt tevens iets duidelijk van de problemen waarmee we in dat werk
worden geconfronteerd.
Huiveringwekkend: dat moet de aanblik van Middelburg zijn geweest op het
einde van die gedenkwaardige dag, 17 mei 1940. Ten gevolge van een volstrekt
zinloze Duitse beschieting was een groot deel van de historische binnenstad in
vlammen opgegaan. Daarbij was het stadhuis, pronkjuweel van Zuid-Neder
landse laat-gotische bouw, en de voormalige abdij, 'het oerbegin der stad'.
'As, vonken, brandend papier, geschroeid perkament woeien over de daken'
aan het einde van de dag toen het carillon van de Lange Jan dat tot die tijd elk
kwartier had gespeeld, mèt de torenspits in de vuurzee stortte (1). Bij dat
papier en bij dat perkament, het zal u duidelijk zijn, waren ook belangrijke
delen van de rijke Zeeuwse archieven.
AI even angstaanjagend was, vanaf oktober 1944, de aanblik van het eiland
rondom de stad. Het was daar, na beschieting van de dijken en daarop
volgende inundatie, stil geworden. 'Binnen den gekartelden rand van uw
duinen gevangen als in een schelp, ligt het water zwaar en geluidloos
uitgespreid over het verzonken mozaïek van uw blinkend landschap (2). Aldus
een beschrijving van mevrouw Nijhoff.
Walcheren, de veelbezongen tuin van Zeeland, was onder gegaan; voorgoed.
Want, ook al volgde droogmaking en herinrichting, het oude patroon van
percelering, van wegen, van hogere kreekruggen met akkers en lagere poel-
gronden met grasland, het was onherkenbaar veranderd. Wie dus iets te weten
wil komen over die vroegere situatie, die heeft als het ware de strijd aan te
binden met de elementen vuur en water. Over verloop en resultaat van déze
strijd wil ik u iets vertellen.
De Heemkundige Kring Walcheren, in 1971 opgericht en inmiddels uitgegroeid
tot een vereniging met ruim 800 leden, stelt zich onder meer ten doel die
vroegere situatie te onderzoeken. Een jaar na de oprichting ontstond binnen de
kring een werkgroep, met momenteel 8 leden, die zich specifiek het onderzoek
van Walcherse veldnamen tot taak stelt. Resultaat van dat werk vormen in
middels drie publicaties, uit 1975, 1980 en voorjaar 1984, elk over de
veldnamen van één voormalige Walcherse gemeente of een combinatie van
enkele vroegere gemeenten. Van de ooit 19 gemeenten zijn er op deze wijze nu
vier bestudeerd.
Het hoofdbestanddeel van het werk, het zal u uit het vorige duidelijk zijn
geworden, is de inventarisatie van vooroorlogse veldnamen. Namen dus die
behoren bij een voorbije periode en een verdwenen situatie. Deze namen staan
nauwelijks schriftelijk geregistreerd; ze leven alleen in de herinnering van de
vroegere eigenaars en gebruikers die, zo ze nog in leven zijn, inmiddels
bejaard, vaak zelfs hoogbejaard zijn. Per gemeente wordt het belangrijkste
werk verricht door twee a drie veldwerkers: mensen die ter vroegere plekke in
allerlei opzicht goed bekend zijn, en dus weten wie ze voor een bepaald
onderdeel van de gemeente kunnen aanspreken. Daarbij gaat het om vragen
als: wie woonde daar voor de oorlog; wie werkte toen op die boerderij; en
waar is die informant nu te vinden? Voor het beantwoorden van dit soort
problemen zijn de veldwerkers onontbeerlijk. Dat niet iedereen, ook al is hij
autochtoon en agrariër, voor dit werk geschikt is, moge duidelijk zijn.
Gewapend met kaarten van de vooroorlogse situatie tekenen de veldwerkers
uit de mond van hun informanten veldnamen op. Problemen kunnen zich
daarbij voordoen wat betreft de spelling. Hoe schrijf je een naam die mis-
4