NOGMAALS DE KOUSTEENSEDUK
Al eerder is er in De Wete aandacht besteed aan de betekenis van de naam
Kousteensedijk in Middelburg. Het laatst is dat gedaan door T. Stol, die het
'bij gebrek aan een bevredigender verklaring', voorlopig op een vernoemings-
naam houdt. Voor hem had K. Kareis de naam als volgt verklaard: kousteen
natuursteen (koud in tegenstelling tot gebakken steen). Naar aanleiding van
deze twee artikelen ben ik ook gaan zoeken naar een mogelijke verklaring van
deze naam. Om te beginnen heb ik gecontroleerd of er aanwijzingen waren te
vinden voor de verklaring die Kareis geeft. Met Stol moet ik vaststellen dat dit
niet het geval is (overigens verklaart Stol zelf de naam ook niet, hooguit de
naamgeving). Vervolgens bleek, dat mijn veronderstelling dat het woord
kousteen klankwettig uit kalksteen was ontstaan, al evenmin klopte. De
daaraan ten grondslag liggende redenering komt hierop neer: in een vroege
periode van het Nederlands ging de verbinding alt over in out, vergelijk
Nederlands 'koud' met Duits 'kalt'. Dat het in dit geval met de vorm alk was
gebeurd, wees erop dat we hier met een van oorsprong Westvlaams woord te
maken hadden. Via dit dialekt wou het vervolgens in het Zeeuws zijn terecht
gekomen. De conclusie uit dit alles zal duidelijk zijn: kousteen is geen koude
steen en ook geen kalksteen. Zeer waarschijnlijk gaat het terug op het Latijnse
woord calciata, dat bestrate weg, straatweg of straat betekent, (vgl. Frans
chausée). In het Middelnederlands treffen we het o.a. aan als: cautsie,
cautsiede, katside, ketsië, cauchie, cassië. Kousteen is dan de verkorte vorm
uit casseiësteen straatsteen). Het woord heeft dezelfde betekenis als het
verwante kasseisteen, dat we nog steeds kennen.
Tenslotte is het aardig om te vermelden dat we het ook nog in het Zeeuwse
dialekt aantreffen en wel als kallesiestêên.
J. Kleinepier, 18 februari 1985
Bibliografie
K. Kareis: Middelburgse oude straten en hun naam (2)
In: De Wete 4 (1982), p. 27.
T. Stol: De Kousteensedijk in Middelburg - Een vernoemingsnaam?
In: De Wete 2 (1984), p. 2-6.
A. Weynen: Nederlandse dialectkunde, Assen 1966, 2e druk p. 252.
Diverse woordenboeken.
20