DE LAATSTE IN MIDDELBURG AAN EEN VROUW VOLTROKKEN DOODSTRAF Drie huisjes stonden er achter de Stadsschuur in Middelburg. In het middelste huisje woonde de sleper Geldof met zijn gezinnetje. Moeder en dochter in hoerendracht, waarschijnlijk 'op z'n Middelburgs'. Kennelijk omdat er geen geld meer was, had vrouw Sara Geldof op zekere dag de krullen van haar dochter naar de Bank van Lening gebracht. Vader Geldof was het daar kennelijk niet mee eens. Er was 'n hooglopende ruzie over geweest. Geldof voegde z'n vrouw dan ook toe, de volgende dag, vóórdat hij met z'n vrachtboot naar Vlissingen vertrok om daar een vracht voor Middelburg en/of Veere op te halen: 'Vrouw, als de krullen er vanavond er niet zijn, zal het spannen'. De vrouw was doodsbenauwd, dat er die avond iets zou gebeuren, als ze niet voldeed aan de wens van haar man, maar geld om de krullen terug te halen had ze niet. Er moest dus iets anders gebeuren. Zoals in die tijd gebruikelijk, kwam ook bij de huisjes achter de Stadsschuur iedere dag de melkboer aan de deur. In dit geval liet de melkleverancier zijn melkwagentje, waarop een paar koperen kannen stonden, enige tijd op de Nieuwe Haven staan en ging zijn dochtertje, een meisje van ongeveer 12 jaar oud, met een kan melk naar bedoelde huisjes om de bewoners daarvan te bedienen. Zo kwam ze dan ook bij het huisje van Geldof. Sara vroeg haar even binnen te komen en haar te helpen bij het opmaken van een nogal zwaar bed. Het meisje voldeed, naar later bleek, aan dat verzoek. De melkboer vond, dat zijn dochtertje nog al lang wegbleef en ging op onderzoek uit. Bij het eerste huisje bleek hem, dat dochterlief daar geweest was. Navraag in de twee andere huisjes leerde hem, dat men haar aldaar niet gezien had. Misschien heeft de man nog een tijd gewacht, alvorens de politie te waarschuwen. Daardoor zal het ondertussen avond geworden zijn voordat het Parket, in gezelschap van de huiseigenaar, een onderzoek begon in de huisjes achter de Stadsschuur. In het huisje van de Geldofs gekomen, moet de huiseigenaar, ene heer Kloet, gezegd hebben: 'Heren, ik heb veel huizen, maar ik geloof, dat in dit huis een beerput in de voorkamer ligt. 'Bij deze opmerking begon Sara, die er met een 'snotneus' in haar hand bij was om 'bij te lichten', te wankelen. Dit werd kennelijk opgemerkt door één van de heren van het Parket, die gezegd moet hebben 'Pak die snotneus eens'. De Chinamat die op de vloer lag, werd opgerold, waarna bleek dat er in de vloer een luik was, waaronder inderdaad een beerput lag. Het eerste wat men in die put zag, was een mutsje. Daarna werd het meisje bovengehaald. Sara had in angst voor haar man, het meisje met een smoesje binnengelokt, de krullen van haar mutsje gehaald en haar daarna in de beerput in de voorkamer verdronken. Uiteraard werd Sara ter plekke gearresteerd en door de stadsrakkers - de toenmalige politieagenten - naar het Stadshuis gebracht en daar gevangen gezet. Men had daarmee veel moeite. Sara verzette zich zo hevig, dat men in de Gravenstraat een 'douwwagen' van een groenteboer nam en haar daarop verder vervoerde. Zij verloor daarbij een muiltje. Een 'verre opa van me', die als stadsbaas bij de arrestatie en het overbrengen van Sara Geldof naar het Stadshuis aanwezig was, nam het verloren muiltje 29

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1985 | | pagina 31