DE BALANSPOORT NAAR DE ABDIJ
IN MIDDELBURG
De huidige situatie met betrekking tot Abdij en Balanspoort is ons zo ver
trouwd dat we er niet bij stilstaan, dat op het eind van de vorige eeuw, zo rond
1890, er een heel ander beeld was.
Rijksbouwmeester J.A. Frederiks schrijft hierover in een artikel in het blad
'De Ingenieur', 19e jaargang 1904, no. 31, het volgende:
'Het bestaan van een tweeden doorgang (voor voetgangers) van de Balans
poort was geheel onbekend. Deze was reeds in het laatst van de XVI-eeuw
dicht gemetseld en tot een wachtlokaal voor militairen ingericht.
De arduinen bekleding aan de Balanszijde dreigde te vallen'.
Deze Balanspoort is tijdens de Abdijrestauratie, die in 1885 begon, onder de
leiding van de Rijksbouwmeester hersteld.
Dat hield in, dat wel de poort hersteld was, maar de toegang tot de Abdij nog
ontbrak.
Men was het er niet over eens wie de herbestrating moest betalen, het rijk of de
gemeente. Uit allerlei mededelingen in het verloop van dit artikel komt U
nader te weten hoe de kaarten lagen.
In de gemeenteraad van Middelburg wordt over deze materie vele malen
beraadslaagd. In de raadsvergadering van 29 October 1890 begint het gesprek
als Burgemeester Schorer zegt, dat de raadsleden van de met de Minister van
Binnenlandse zaken gevoerde correspondentie kunnen kennisnemen. De wet
houder van Fabricage (Openbare Werken) H.P. den Bouwmeester, een voor
treffelijke naam bij deze functie, zegt dat één en ander in de raad ter sprake zal
worden gebracht zodra de bestekken gereed zijn en dat de fabricage waar
schijnlijk in het volgende dienstjaar in werking zal kunnen treden.
De restauratie van de poort is dus klaar, maar de schuttingen staan er nog en
de bestrating is voor een deel verdwenen, ook al omdat een vroegere ophoging
verdwijnen moest.
Op 28 April 1891 gaat er een missive van B. e. W. naar de Raad, waarbij, in
vervolg op de correspondentie met de Minister van Binnenlandse Zaken, aan
hen mededeling wordt gedaan van de kosten van herstel der bestrating.
Stadsbouwmeester S. van der Meyden heeft, naar blijkt uit het concept van
zijn brief aan B. en W., een en ander nauwkeurig uitgerekend. Met herstel der
riolering komt hij op een bedrag van 770,26.
Hiervan moet aan de Commissaris des Konings door de raad mededeling
worden gedaan, die het dan weer aan de Minister moet doorgeven.
Men is er nog niet aan gewend, dat Koning Willem III overleden is en er nu een
Commissaris der Koningin aan het hoofd der Provincie staat.
Maar alvorens aan de Commissaris te antwoorden vragen B. en W. aan de
raad om het bedrag van 770,26 toe te staan en de herbestrating volgens de
berekening van Van der Meyden uit te voeren.
De voorzitter zegt: 'Zoals de vergadering uit het schrijven van B. en W. kan
zien, doet het college geen bepaald voorstel; het heeft in der tijd bezwaar ge
maakt om aan het verlangen van de Minister gevolg te geven, omdat men aan
de Abdijpoort en de daarin liggende bestrating zijn gang is gegaan zonder
vooraf het gemeentebestuur te raadplegen'.
2