Slechts aan de Burgemeester is mondeling kennis gegeven, dat men de poort
zou restaureren en naar aanleiding hiervan hebben B. en W. bekend gemaakt,
dat zij dus enige tijd voor het openbaar verkeer zou zijn gesloten.
Recht kan het rijk in geen geval doen gelden.
Eigenlijk vallen de kosten wel mee. 'De Burgemeester stelt als voorzitter voor
het bedrag toe te staan en het werk uit te voeren, maar zal als raadslid tegen
stemmen.'
Wethouder den Bouwmeester zegt, dat men de poort kan toe gooien, wat
jammer zou zijn voor het gerestaureerde monument, of een bestrating van
fl. 700,- maken. Laten zoals het is kan niet.
Dan komt het raadslid J.H. Snijders aan het woord. Volgens het raadsverslag
zegt hij:
'Ik ben tegen het voorstel op dezelfde gronden als waarop de door den heer
Hurgronje uit te brengen stem vóór het voorstel berust: Hij spreekt van
welwillendheid tegenover het rijk en medewerking van het rijk. Ik meen, dat
het rijk hiervan geen blijk geeft. Zoodra de regering de gemeente helpt in wat
voor deze een levenskwestie is - ik doel op de verbetering van de noordelijke
toegang van het Kanaal door Walcheren - dan zal ik over de bezwaren van de
heer Van Hoek heenstappen en mijn medewerking verlenen om zelfs een lief
hebberij van een hoofdambtenaar van één der ministeries, niettegenstaande ik
die overigens bespottelijk vind, te helpen bevorderen. Thans doe ik dat nog
niet met het oog op de toekomst, waarin zoiets wel weer kan worden
herhaald'.
Uiteraard was deze discussie veel langer en waren er meer raadsleden aan het
woord.
De heer Van Hoek stelt dan voor de Minister van Binnenlandse Zaken te
vragen de Abdijpoort in berijdbare toestand te brengen.
De heer Van Dunné stelt voor de kosten voor gezamenlijke rekening te nemen.
Uiteindelijk wordt het voorstel van de heer Van Hoek, dat behelst, aan de
Minister te vragen de bestrating te herstellen met inachtneming van riolering
en gasleiding, aangenomen.
De uitlatingen van het raadslid Snijders waren tegen het zere been van de
hoofdambtenaar Frederiks, die de welverdiende bijnaam 'Jan Antiek' droeg.
Na het lezen van het raadsverslag in de Middelburgse Courant reageert hij in
een ingezonden stuk op de opmerkingen van het betreffende raadslid.
In dit stuk wordt de 'liefhebberij' van een hoofdambtenaar duidelijk uit de
doeken gedaan. Het is m.i. zo interessant, dat ik het in zijn geheel overneem.
'De herstellingswerken in de Abdij.
Middelburg is een plaats, die in den laatsten tijd, dank zij de, door de
regeering tot stand gebrachte verbetering der gemeenschapsmiddelen, door
honderden vreemdelingen wordt bezocht, welk aantal steeds toeneemt en
waardoor vele ingezetenen een belangrijk voordeel genieten.
Niet het minst wordt dit bezoek bevorderd door het vele dat hier op kunst
gebied nog bezienswaardig is overgebleven. In de eerste plaats noemen wij ons
prachtig raadhuis, uit den bloeitijd van het Bourgondische tijdvak, waarvan
de sierlijke toren, die voor enkele jaren geheel is gerestaureerd, (in welke
herstelling door het rijk voor 2/3 of 20.000,is bijgedragen) de bekroning
3