uitmaakt.
Een aantrekkingspunt voor alle bezoekers is mede de Abdij, de eenige stichting
van dien aard, welke Nederland nog bezit en die gedurende 7 eeuwen zoo nauw
verbonden is geweest aan de geschiedenis van onze woonplaats.
Sedert eenige jaren worden vanwege het Rijk eenige werkzaamheden uitge
voerd, die in hoofdzaak strekken om de gebouwen voor ondergang te
behoeden en waarbij tevens in het oog wordt gehouden om hen tegelijkertijd
een meer behagelijk uiterlijk te doen verkrijgen.
Met veel waardering worden deze pogingen gadegeslagen door de talrijke
vreemdelingen, die jaarlijks een bezoek aan de Abdij brengen, en ook vele
ingezetenen slaan belangstellend gade, wat hier wordt verricht tot opluistering
van de stad hunner inwoning.
Dat deze herstellingen echter niet algemeen instemming genieten, bewijzen de
woorden door het raadslid Snijders in de jongste zitting van den gemeenteraad
gesproken en waarin ik aanleiding vind om enkele bijzonderheden mede te
deelen, teneinde verkeerde gevolgtrekkingen, die uit zijne woorden zouden
kunnen worden gemaakt, te voorkomen.
Laten wij zien hoe de door hem gewraakte restauratie is ontstaan en hoe die is
uitgevoerd; om te beginnen met de Balanspoort, die het onderwerp der
behandeling in den gemeenteraad uitmaakte.
Reeds eenigen tijd was het gebleken, dat de gewelven van die poort, welke uit
de 13e eeuw dagteekent, in verval waren geraakt, wat na zulk een lang
tijdsverloop zeker niet te verwonderen is. Een nader ingesteld onderzoek
bracht aan het licht, dat de toestand hoogst gevaarlijk was, zóó zelfs dat
groote stukken metselwerk enkel door den samenhang van de dikke witsel
lagen bleven hangen en dat dus slechts eene kleine omstandigheid, b.v. het
berijden van de poort met een zware vracht, noodig was om groote
ongelukken te veroorzaken.
De poort moest dus hersteld worden en niets meer lag voor de hand en was ook
goedkooper dan om den bouwwijze te volgen, die zoo voortreffelijk door onze
middeleeuwsche voorouders was toegepast.
Tegelijkertijd werd onderzocht, in hoever de tweede doorgang, die uit sporen
aan het buitenwerk zichtbaar was, wederom, na meer dan 2 eeuwen gesloten te
zijn geweest, voor het publiek verkeer kon geopend worden.
Hierdoor toch zou de veiligheid voor de voetgangers niet weinig winnen.
Daar de arduinen bekleeding aan de Balanszijde, dagteekenende uit de 2e helft
van de XVe eeuw, mede groote verzakkingen vertoonde zoo werden de funda
menten ervan ontbloot en bleek het dat deze geheel onvoldoende waren,
zoodat voorziening dringend noodig was, die dan ook werd aangebracht.
Daarbij kwam tevens aan het licht, dat de poort, in den loop der tijden, door
ophooging van den grond ongeveer 35 centimeter daarin was gezonken.
Het poortgebouw met zijne stoute constructie uit de 13e eeuw aan de
Abdijzijde en zijne meer weelderige bekleeding aan den kant van de Balans
staat nu daar als een eenig overblijfsel uit lang vervlogen tijden en menige stad
zou duizenden willen besteden om met dit fraaie monument zijne pleinen te
versieren.
Alvorens de ontgraving weder te doen aanvullen en den vorige toestand
opnieuw in het leven te roepen, wat zeker weinigen zouden wenschen, vraagt
nu de regeering of het stadsbestuur ook geneigd is om de toegangswegen te
willen wijzigen naar den ouden grondslag van de poort.
4