Y eleze
H.J. Budding, singulier in leven en leer.
Een typische vertegenwoordiger van de 19e eeuw, gevoelsmens, romanticus,
hyperindivualist, een vrijgevochten type, een gedrevene, soms een fanaticus,
die altijd consequent handelde, maar wiens leven van inconsequenties aan
elkaar hing. Hij heeft veel opgebouwd, maar ook veel afgebroken.
Het gaat over Huibert Jacobus Budding (1810-1870) en de typeringen zijn van
dr. C. Dekker, rijksarchivaris van Utrecht, Zeeuw van geboorte en vrij-
evangelisch van origine, al heel lang geïnteresseerd in de persoon van Budding,
leiding gevend figuur bij de afscheiden in Zeeland en uiteindelijk stichter van
de christelijke evangelische gemeente.
Budding -het bleek al-: een vat vol tegenstrijdigheden, een grillige figuur,
impulsief, handelend naar ingevingen, op inzicht van boven, kuis, sober en
streng levend, zonder levenspartner, beschikkend over een sterk ontwikkeld
rechtvaardigheidsgevoel, dominerend in het Zeeuwse kerkelijke leven halver
wege de vorige eeuw, een voorganger die in weinig schema's paste, kerk-
vergaderend en kerkverstrooiend werkzaam, handelend -kortom- als een zeer
bruikbare maar minstens zo wonderlijke kostganger van de Heer.
Reconstructie
Dekker heeft lezingen over Budding gehouden voor de Heemkundige Kring De
Bevelanden en de Heemkundige Kring Walcheren. De lezingen -ter herdenking
van de Afscheiding in Zeeland uitgesproken- zijn, wat gewijzigd en aangevuld,
in een boekje neergelegd en van een groot aantal (vaak interessante) illustraties
alsmede van een uitgebreid notenapparaat voorzien. Het boekje -Dekker zegt
het zelf- heeft niet de pretentie het laatste woord over Budding te spreken: nog
vele vragen blijven onbeantwoord zolang geen omvattende en synthetische
studie over Budding en zijn gemeenten is geschreven. Dekker schreef Buddings
levensverhaal zonder diep in te gaan op diens theologische opvattingen.
De auteur kon beschikken over Buddings eigen getuigenissen en die van
anderen, alsmede over op Buddings betrekking hebbende documenten. Er is
een manco omdat een belangrijk deel van het archief Budding spoorloos is
verdwenen.
Tijdbeeld
Kort en zakelijk schetst Dekker in het eerste hoofdstuk de stand van het
geestelijke en kerkelijke leven in Zeeland rond 1834, het jaar waarin de in 1910
als bierbrouwerszoon in Rhenen geboren Huibert Johannes voor de eerste keer
met Zeeland kennis maakt. De hervormden maken driekwart van de bevolking
uit in Zeeland, maar hun godsdienstige opvattingen lopen nogal uiteen.
Er zijn 'verlichten' en 'bevindelijken' en nog lang niet overal is het conflict
over de vervanging van de psalmen van Datheen door de psalmberijming van
1773 de wereld uit. Dekker beschrijft in het kort het Walcherse verzet en stelt
vast dat aan de vooravond van de Afscheiding (1834) de psalmen van Datheen
op Walcheren nog even geliefd zijn als voorheen.
In 1834 wordt Budding hervormd predikant in Biggekerke. Al spoedig komt
men van heinde en ver om naar zijn sterk bevindelijke prediking te luisteren.
De oude schrijvers spreken Budding sterk aan. Hij leert de psalmen van
Datheen zingen en draagt op 13 december 1836 de bundel Evangelische
Gezangen van 1773 demonstratief de kerk uit.
31