Verbroken
Op 1 april 1836 deelt Budding de kerkeraad mee dat hij in een brief aan het
classicaal bestuur van Walcheren de band met de hervormde kerk heeft
verbroken. Hij verlaat Zeeland, maar is vier maanden later terug. Hij sticht in
diverse Zeeuwse plaatsen afgescheiden gemeenten, maakt weer een zwerftocht
door Nederland en wordt op 8 februari 1837 door de gezamenlijke afgeschei
den gemeenten in het Zeeuwse als predikant beroepen. Twee jaar later ontstaat
een scheuring: de christelijke afgescheiden gemeenten (zij zingen de psalmen
van 1773 en vragen, ter voorkoming van vervolging, vrijheid van eredienst
aan de koning) en -zoals Dekker ze aanduidt- de vrije afgescheiden gemeenten
(die het op Datheen houden en geen vergunning vragen). Opmerkelijk is dat de
twee groepen niet polariseren: de verhoudingen blijven van broederlijke aard.
Budding, de vervolging riskerend, wordt gegijzeld als hij de hem opgelegde
boeten niet kan betalen. Het blijft niet bij één keer: Budding heeft lange
perioden in gevangenissen doorgebracht, in Goes, Middelburg en Nijmegen.
Twijfel
Mede door een bezoek van de Zwitserse Réveil-predikant Malan tijdens zijn
gevangenschap in Nijmegen gaat Budding twijfelen aan de juistheid van zijn
theologische opvattingen. Hij vraagt in een rekest de koning hem vrij te laten.
Na zijn vrijlating gaat hij de christelijke afgescheiden gemeente van Groningen
dienen. Van daar schrijft hij aan zijn Zeeuwse volgelingen zich maar weer bij
de christelijke afgescheidenen te voegen. Het voor ons gevoel vreemde
verschijnsel doet zich dan voor dat beide groepen in Zeeland proberen
Budding als voorganger terug te krijgen. Budding verkeert in tweestrijd en
emigreert (augustus 1848) naar Amerika, waar hij -zonder voldoening overi
gens- enkele gemeenten dient. Dan gaat hij boeren in de buurt van Baltimore.
Maar als een jonge weduwe werk van hem gaat maken ziet hij daarin een teken
Gods dat hij moet vertrekken.
In mei 1851 is hij terug in Gorkum. Hij wil zich niet vast aan een gemeente
binden. Maar dan verschijnt hij najaar 1851 plotseling in Goes onder het
gehoor van Johannes de Jonge, een oude vriend van hem (die overigens een
'vrije afgescheidene' is gebleven), en zingt de psalmen van Datheen.
Licht van boven
Begin 1852 krijgt Budding licht van boven. Hij hervat het preken op de
bevindelijke manier. Datheens psalmen zijn weer favoriet en de toeloop is
overweldigend.
Rond 1860 besluipt de twijfel opnieuw het hart van Budding. Hij krijgt grote
moeite met een aantal fundamentele gereformeerde leerstukken omtrent de
drieëenheid en de uitverkiezing. Dat is spoedig te merken in zijn prediking.
Vele volgelingen blijven 'op de oude weg' en verlaten de vrije afgescheiden ge
meente. Maar geleidelijk aan komt de Budding-gemeente toch weer tot bloei.
Officieel gaat zij de christelijke evangelische gemeente heten. Als Budding op
10 november 1870 in Goes sterft is het verdriet groot, ook buiten de eigen
kring.
Kenschets
De vorenstaande weergave-in-telegramstijl van Buddings leven doet ernstig
tekort aan de breedheid en diepgang van zijn optreden, aan de tijd waarin hij
leefde, aan zijn theologische standpunten, ook aan zijn maatschappelijke
betekenis. In Dekkers boekje kan men een groot aantal aspecten van dit alles
32