domeinrekeningen dat de regering van Vlissingen voor die 12 gemeten tienden, jaarlijks 2 pond vlaams wegens pensien aan het domein heeft be taald, tot op het jaar 1807, ten gevolge waarvan dan ook de stad tot heden toe in het ongestoorde bezit er van gebleven is. 2e. omtrent de ligging. Te dien aanzien begin ik met aan te teekenen, dat in 1785 door Gecommiteerde Raden is bevolen eene algemene meting en kartering der tienden blokken in Walcheren, toen ter tijd aan het Geestelijk domein Kantoor der provincie behoorende en ten gevolge van dien last zijn opgemaakt geworden: 212 stuks processen-verbaal van deliminatie der gezegde blokken, onderte kend door de Schepenen der parochiën, waar zij gelegen zijn, alsmede door den met dit werk speciaal belasten Dirk de Kuijper en eene daartoe betrekkelijke kaart van dienzelfden landmeter. Van de gemelde processen-verbaal, die allen nog in originali op het archief aanwezig zijn, heeft een der vroegere Agenten van het Domein alhier, copien doen nemen en laten schrijven in een register of boekdeel dat nog onder den tegenwoordigen Rentmeester van het Kroondomein, den heer Kruijthof berust en waaraan door dezen de naam Steenboek wordt gegeven.De kaart van den bovengenoemden D.Kuijper is dezelfde waarvan genoemde Rentmeester een exemplaar bezit; op het provinciaal archief is zij niet, ik heb haar daarom niet kunnen vergelijken met eene andere die ik bezit, namelijk eene bijzonderen kaart van de heerlijkheid Koudekerke, in het laatst der vorige of het begin van deze eeuw vervaardigd door wijlen den raadsheer Mr. J. Verheije van Citterd. Na deze bijzonderheden omtrent de stukken (en dezen door mij geraadpleegd) te hebben doen voorafgaan, kan ik tot de behandeling van het punt zelf overgaan en daaromtrent het navolgende aan U mededeelen: a. betrekkelijk de Koudekerksche tienden waarin de Stad Vlissingen als voormalig ambachtsvrouw 1/3 aandeel bezit. De ligging van deze wordt op de meest volledige wijze in de bovengenoemde processen-verbaal en tevens op de besproken kaart aangewezen, zoo dat van een en ander gereedelijk afschriften of copien aan U zouden kunnen worden afgegeven, ware het niet dat die stukken nogal volumineus zijn en dat ik daarom aan UE in consideratie meen te moeten geven daarvan voor af kennis te nemen. 2b. ten opzigte van de Pieter Roose's tiende Daaromtrent begin ik met op te merken: Vooreerst dat van die tiend, noch op de besproken kaart noch in de bo vengenoemde processen-verbaal eenige aanwijs wordt gevonden, welk laatste natuurlijk is, omdat zoo als ik reeds boven opmerkte, de in 1785 gedane opmeting en kartering zich alleen heeft bepaald tot de blokken van het geestelijk kantoor en de Roose's tiende daartoe destijds niet behoorde, en tenanderen dat in 1747, de regering van Vlissingen een adres heeft ge- rigt aan de Staten van Zeeland, houdende verzoek dat zij mogten worden toegelaten tot de redemtie of afkoop van de verschuldigde pensie voor de 12 gemeten, waarvan het verhef sedert 1694 was verzuimd; en ook dat vanwege het provinciaal bestuur eene bepaalde aanwijzing omtrent de ligging hunner tienden zoude gegevens worden, en wel omdat, zoo als uit de gewisselde correspondentie blijkt, adressanten destijds met de ware ligging der 12 gemeten onbekend waren. Ofschoon nu dat adres buiten beschikking werd gehouden, heb ik er evenwel hier melding van willen maken, omdat, wanneer toen reeds de eigenaars niet wisten waar hun goed gelegen was, het UE ook niet zal be- 8

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1987 | | pagina 10