onderbouwen. a. Historisch. Een autoriteit als prof. dr. D.P. Blok schrijft op blz. 128 van de derde druk van zijn boek 'De Franken in Nederland' over de namen op -heem: 'Dat deze namen in West-Europa gevormd werden vanaf de 5de tot de 10e eeuw, daarover bestaat een communis opinio. Men bespare mij hier een uitgebreide bewijsvoering. Ik .wijs slechts op het feit, dat deze namen niet voorkomen in gebieden die sinds omstreeks 1000 ontgonnen zijn, op het feit dat ze overvloedig voorkomen in de vroegmiddeleeuwse bronnen en op het feit dat in het eerste lid vaak zeer archaïsche persoonsnamen te vinden zijn. Als we dus een plaatsnaam op -heem aantreffen, mogen we aannemen, dat hier reeds in Karolingische tijd of zeer kort daarna een woonplaats aanwezig was; heem immers be tekent woning, woonplaats'. Welnu, in de 5e eeuw waren Germaanse stammen in hun toen al eeuwen durend opdringen zuidwaarts over de Rijn het huidige Nederland al voorbij: de Salische franken zaten in de 4e eeuw reeds ten zuiden van onze grote rivieren in Toxandrië, en vóór het eind van de 5e eeuw ont stond in Noord-Frankrijk het Frankische rijk der Merovingen. Dit lijkt niet te rijmen met het ontstaan van Keltische plaatsnamen in ons rivierengebied in de 5e eeuw of later. b. Taalkundig. 'Heem' is een Germaans woord. Kijken we in het Neder lands Etymologisch Woordenboek van Jan de Vries, dan staan daar alleen diverse varianten vermeld uit Germaanse talen, n.l. middelneder- lands, oudsaksisch, oudhoogduits, oudfries, oud-engels, oudnoors en Gotisch, en Keltisch komt er niet aan te pas. 2. Vestiging aan de waterkant was om allerlei redenen aantrekkelijk, o.a. van wege het verkeer over water dat gemakkelijker was dan over de slechte landwegen, en het is dus logisch dat ook vele oude plaatsen op -ingen aan het water liggen. Maar de naamgeving moet zijn begonnen bij de vestiging van de eerste boerderij waaruit de latere nederzetting groeide, en het gaat er dus om of die eerste hofstede aan water lag. Wat de Zeeuwse voorbeelden van mevr. Van Loo betreft: de oude kernen van Wemeldinge en Kruiningen liggen ondanks alle landverlies door de zich verbredende zeearmen nog steeds niet aan de Oosterschelde resp. de Westerschelde. En van het ook door haar genoemde Vlissingen kennen we de eerste betrouwbare vermel ding uit 1247, maar dat ging niet om het huidige, in het begin van de 14e eeuw gestichte Vlissingen, maar om het kerkdorpje dat later ter onder scheiding Oud-Vlissingen werd genoemd. Dit lag globaal gezegd in de om geving van het huidige stadhuis en zal zijn ontstaan aan het restant van een kreek die we noordelijker dichtgeslibd terugvinden als de kreekrug Vlissingen - Koudekerke. De kust lag toen bovendien veel meer zeewaarts en het stromend water langs Oud-Vlissingen moet zich beperkt hebben tot het getij dat 2 x per etmaal heen en weer ging in het natuurlijke haven geultje. Ook m.b.t. een aantal andere Zeeuwse plaatsen op -inge zoals Buttinge, Gapinge, Oud-Sabbinge en Kloetinge is het duidelijk dat ze niet aan stromend water lagen of liggen. 3. Je zou je kunnen afvragen of de namen op -inge misschien ouder zijn dan die op -hem. Dit kan natuurlijk niet in die gevallen dat het gaat om af slijtingen van -hem-namen, maar niet elke -inge-naam behoeft een -heem-naam te zijn geweest. Blok schrijft in zijn boek over de Franken op 3

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1987 | | pagina 5