Tot zover een aardig verhaal geschikt voor deze rubriek... Wie schetst echter mijn verbazing als blijkt dat er nog meer stenen palen, misschien eveneens grenspalen op het erf liggen, in een hoekje dat wordt benut voor wat opslag tussen opschietend gras. (hoewel deze door mij niet direct als grenspaal herkend werden.) Nadat wat modder en dood gras was weggeveegd kwam duidelijk naar voren dat het in één geval vrijwel zeker om een oorspronkelijke trap- of bordestrede gaat; zij het dat de lengte van de trede, d.w.z. de breedte van de trap, gehal veerd moet zijn. De kwaliteit van de steen en het fraai regelmatig bewerkte profiel wijst op vakwerk. In het andere geval gaat het eveneens om een hardstenen blok dat misschien tot de zijkant van de bordestrap gerekend kan worden. Dit zou althans op te maken zijn uit het vierkante gat, bestemd voor de voet van een smeedijzeren leuning. Met loden doken werd op deze wijze de stevige verbinding 'muurvast' gezet. De ruwe uiteinden van deze treden die vroeger nooit te zien zijn geweest, zijn eveneens voorzien van gleuven die elkaar onder een hoek snijden met de letters A en O. In het loopvlak van de trede is in tegenstelling tot de fraaie profielering, een haastig aangebracht en slordig uitgevoerd telmerk of Romeins cijfer gekerfd. De kwaliteit tussen de twee bewerkingen van de steen staat in zo'n schrille tegenstelling tot elkaar, dat aangenomen mag worden dat het laatste door iemand anders is gedaan. Eén en ander versterkt de veronder stelling dat het om oorspronkelijke traptreden of bordestreden gaat. Deze theorie krijgt nog vastere vormen als men bedenkt dat op het landgoed Hoog duin, een onderdeel van de Manteling, vroeger een herenhuis of buiten gestaan heeft dat in 1776 is gesloopt. De tuinmanswoning van dit buiten staat nog steeds in het bos en wordt sinds jaren bewoond door de bekende boswachter de heer M. (Merien) Meijer. Aan deze woning is nog de welstand af te lezen die het hoofdgebouw gehad moet hebben. Dit versterkt de theorie van bordes- treden nog meer want één ding is zeker: vroeger gooide men niets weg; alles wat maar enigszins mogelijk was, werd hergebruikt en dit gold zeer zeker voor degelijke bouwmaterialen. De gemeentegrens tussen de v.m. gemeenten Aagtekerke en Oostkapelle liep achter 't hof Duinvliet zeer grillig en kronkelig en de veronderstelling dat deze bordestreden als grenspaal achter deze hofstede in het land gestaan hebben is zeer reëel. Blijkens het telmerk zouden er daar meerdere gestaan hebben. Naspeuringen op oude kaarten laten tot nu toe wel de kronkelige grens zien, maar aanduidingen op kaarten met dezelfde telmerken zijn tot nu toe tever geefs gezocht. Wéér een aardig verhaal voor deze rubriek!! Wie schetst echter voor de tweede keer deze middag mijn verbazing als blijkt dat er nog meer wegpalen op het erf liggen! En jawel: op een ander 'over- hoekje' op het erf wéér een aantal stenen palen, zij het van recenter datum. Deze keer van het type weg- of kantonnierspalen, die eveneens langs de Domburgseweg gestaan hebben en daar verwijderd zijn ten behoeve van de aanleg van de fietspaden. De uitvoerders van dit werk waren al lang blij, dat 'die boer' de stenen wilde hebben zodat ze minder kosten en moeite hadden te maken wanneer zij ze af moesten voeren. Een aardig vervolg op het vorige verhaal! Om nu terug te komen op de eerste steen (de mooiste en echte grenspaal dus) 23

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1987 | | pagina 25