Gids voor Oud Bergen op Zoom van Van Ham en Vanwesenbeeck. Ook daar is een Rozemarijnstraat, waarvan de naam in de 16e eeuw de oudere naam Vrijthofstraat verving. Ik las op p. 68: '...en bij rozemarijn dacht men ook aan vrouwen, die bij feestelijke aan gelegenheden als 'versiersters' dienst deden en als teken van haar (het oudste) beroep een rozemarijntak als 'uithangbord' gebruikten. We vinden de naam in vele vestingsteden, zoals te begrijpen valt. De Rozema rijnstraat lag tegen de vestingmuur aan, zodat de bebouwing bij een be schieting der stad te lijden had.' Ik kon nu wat gerichter verder zoeken, en kwam o.a. bij Stemvers terecht met zijn beknopte geschiedenis van de Nederlandse prostitutie. Ook hieruit citeer ik: P. 17 (inzake de late middeleeuwen): 'Er bestond dus een neiging prostituées te verbannen naar tegen de stads muur doodlopende straten die al regelmatig het toneel van wanordelijk heden waren. Daar werd nog aan toegevoegd dat 'wiven van ligten levene' zich na een zeker tijdstip 's avonds niet meer elders in de stad mochten vertonen.' P. 25 (inzake de 16e t/m 18e eeuw): 'In 1566 werd te Middelburg bepaald dat bordeelhouders geen 'vaantje' (een soort bierkroes) mochten uithangen, omdat dat bij 'eerlijcke' kroe gen en tapperijen gebruikelijk was. Hoerenwaarden mochten als enig teken van hun bedrijf een palmboompje buiten bij de deur plaatsen.' Bij het 2e citaat merk ik op dat de schrijver met de vaantjes mis was: dit waren nl. geen kroezen maar puntig toelopende uithangborden (van Lennep en ter Gouw p. 24). Een volgende bron was Oosthoek's Encyclopedie, waaruit ik citeer uit het onderdeel 'Europa. De Middeleeuwen' van het trefwoord Prostitutie: 'In diverse steden hadden de bordeelmeisjes bepaalde privileges (Neuren berg: het recht om bij huwelijken enz. op het raadhuis te verschijnen en bloemen aan te bieden, waarvoor zij onthaald werden.)' Tenslotte de al genoemde van Lennep en ter Gouw, waaruit ook weer 2 citaten: P. 108: 'De Versiersters, die in de 17e eeuw haar kwartier in de Rosmarijnsteeg hadden, maar later door de gansche stad verspreid raakten, hadden een sierlijk en bevallig uithangteeken, - de Versiersterskastjes, die sinds eenige jaren gansch verdwenen zijn. 't Waren glazenkastjes, die een half acht kant vormden, en met de platte zijde tegen den gevel hingen, - waarin ros marijn, kransjes, bloemtakken, en in 't midden de dominee op den preek stoel, en een bruid en bruidegom voor hem.' 3

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1987 | | pagina 5