Na Rozemarijn-, Ram-, Venus- en Pluimstraten en Vogelenzangen heb ik nog een naam op mijn lever, nl. de Peperstraten. Het valt me nl. op dat in het oude centrum van veel Nederlandse steden en dorpen een straatje van die naam voorkomt, en zelfs in het hart van het 1.000-jarige Kloetinge is er een Peper straat. Ik weet niets van de betekenis van deze naam, maar meen aanvoer en opslag van peper te mogen uitsluiten, zoals wèl voor de hand ligt m.b.t. de Vlissingse Peperdijk aan de 17e-eeuwse Dokhaven, welke dijk sinds lang tot het Schelde-terrein behoort. Denkend aan het woord 'gepeperd' zou ik me kunnen voorstellen dat het ook hier om straatjes van verdacht allooi ging, maar dit is van mijn kant niet meer dan gissen, en ik accepteer graag elke betere verklaring. En nu ben ik toe aan Rozemarijntje, het meisje dat ik als titel boven mijn verhaal heb gezet. Er is n.I. een bekend kinderversje waarvan ik geen volledige tekst ken, maar dat in mijn herinnering ongeveer als volgt begint: Rozemarijntje Zat achter 't gordijntje. Wat deed ze daar? Ze kamde haar haar. Ze waste haar handjes, Ze poetste haar tandjes, ...(Noot Redactie: ook bekend als Zwart Willemijntje (enz.). De rest van dit zo onschuldig beginnend rijm ken ik niet, maar in het rosse licht van de Rozemarijnstraatjes ben ik omtrent de jongedame eerlijk gezegd een beetje argwanend geworden. Het ging misschien om een deugdzaam kind dat gewoon haar toilet maakte, maar wat had ze daarbij achter dat gordijn te koekeloeren? Is het ondenkbaar dat het in werkelijkheid een 'gastvrouw' was die zich in een hoek van haar bedrijfsruimte optutte om een (volgende) klant te kunnen ontvangen? Volksliedjes waren echt niet altijd nétte liedjes, en dan denk ik niet alleen aan heiersliedjes, maar bijv. ook aan het overbekende 'Daar was laatst een meisje loos'. Dat 'loos' is al veelbetekenend, en als we dan nog horen 'O kapteintje, sla me niet, jij bent mijn liefje...', dan lijkt de conclusie onvermijdelijk dat het hier ging om een lichte dame met nautische aspiraties. Terugkerend tot Rozemarijntje weet ik niet of ze wel in de sfeer van de kinderkamer past, en mocht mijn wantrouwen terecht zijn, dan zou het geciteerde rijm als volgt kunnen worden aangevuld: Ze waste haar handjes, Ze poetste haar tandjes, Ze wachtte op klantjes, Tot zover mijn verhaal, waarin ik heb geprobeerd om een zwaar onderwerp niet al te zwaarwichtig te behandelen. Ik heb meer vragen opgeworpen dan be antwoord, en ik hoop dat ook anderen aan dit onderwerp eens aandacht willen besteden, in het nétte dan natuurlijk. Voor hun op- en aanmerkingen houd ik me graag aanbevolen. Ik raadpleegde o.a.: 7

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1987 | | pagina 9