Met dit gedicht besluit H.M. Kesteloo zijn boek 'Oostkapelle in Woord en Beeld', dat in 1909 verscheen. Hij schrijft erbij, en ik citeer: 'Deze elf coupletten heeft de herbergier J. Roose te Oostkapelle in het geheu gen gehouden; het twaalfde of laatste is er aan ontsnapt. Hij is misschien de eenige, die er zich nog zooveel van weet te herinneren, althans bij menig bedaagd inwoner is er vergeefs aangeklopt. Gedrukt is het lied, voor zoover bekend, nooit geweest, en zeker niet te vinden in tal van oude daarvoor geraadpleegde bundeltjes. Roose had de welwillendheid het voor mij op te schrijven, waarvoor ik hem hartelijk dank zeg. Wellicht is het 9e couplet een gedeeltelijke samensmelting van twee coupletten; het eindrijm wordt althans ten deele gemist. Is dit zoo, dan zouden er werkelijk 12 coupletten bestaan hebben. Het komt mij voor, dat de niets zeggende regels ten deele uit het geheugen zijn geraakt en de overige van twee coupletten in één zijn opgenomen'. In het leven van herbergier Roose, hebben er dus nog twaalf coupletten bestaan, waarvan er één aan zijn geheugen is ontsnapt. Welnu, ik denk, dat dit raadsel is opgelost! Onlangs ontving ik van ons lid de heer J. van Leerdam een oud geschreven dokument uit 1762, waarop geen twaalf maar twintig coupletten voorkomen. Deze vertonen een sterke overeenkomst met hetgeen Kesteloo in zijn boek heeft geschreven. Hieruit blijkt ook, dat de veronderstelling van Kesteloo juist is, dat couplet 9 een samensmelting is van twee coupletten. Ik geef het weer zoals het in 1762 is opgetekend. Een nieu liet van Oostcapelle 1762. Op de wijse Holland schoon 1 O, Oostcapelle heel wijt vermaart U welstand moet ik preijsen Omdat gij heden soo wel vaart Kom ik u eer beweijsen Geen beeter dorp in het seese land Als dese plaas heel fijgeland Daarom moet ik het singen Van alle dese dingen 2 Wij hebben wel een schoone kerk En ook een tooren meede Het is wel een schoon... werk Aanhoort eens nu mijn reeden En lustert eens na mijn vermaan Ik sal het u verhalen gaan Ook een klok om te luijden Ik salt u gaan beduijden 3 Wij hebben ook een preedekand Die uijt gods woort kan spreeken Ja, uijt den bijbel met verstand Hoort hem dekmaals spreeken Hij preekt seer suver uijt gods woort Hij doet sin pligt soo het behoort En dat hier voor ons menschen Geen beeter sou men wenschen 4 Wij hebben ook een upse schout Die ons wel kan regeeren Ja, die sin proggie onderhoud Met scheepens hem ter eere En ook een sikretares goet Die ook sin pligt heel wel voldoet Op Oostcapelle verheeven De heer moeten wij hem geven 12

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1988 | | pagina 14