5
Maar daar is nog een moeij gebou
En dat met een waranda
Ja, dat ik bijna seggen sou
Geen moijjer in ons lande
Dat hof is moij en oog gebout
Het staat heel fraij al in het hout
en dat sal ik u leere
Daar woont den ambagseere
6
Maar wie datter op dat hof woond
Dat hoef ik niet te seggen
Het is over al genoeg vertoond
Wilt het een overleggen
Daar is voorwaar een groote swier
Des soomers van de menschen hier
Wanneer sij daar op woone
En haar daar op vertoone
7
Gaat kijk eens in de eetensaal
En wilt het eens opmerken
Daar suit gij sien in het ginneraal
Van al die moijje werken
Het is gemaakt voor edelien
Het is een lust om aan te sien
Het is heel fraij bijsonder
Booven soo moij als onder
8
Gaat kijkt eens in dat schonder hof
Wat sijn daar moijje bloemen
Die bloeje daar tot har lof
Ik kanse niet al noemen
En ront dat of, loopt een vest
Heij, vrienden neemt mijn liet ten best
Dat ik nu heb gaan schrijven
Laat ik u dienaar bleijve
9
Soo dat ons Oostcapelle hier is
Een van de beste plekken
Ik meene van dorpen gewis
Dat seg ik sonder gekken
Hier is gereij en veel geros
Van koessen, wagens en karos
En dat van edellieden
Dat siet men hier geschieden
10
Ik vraag eens aan ijmaant
Waar datse sijn gekomen
Ik meene hier in het seuse land
Of se wel soo veel hebbe vernomen
En ofter wel soo veel ommegaat
Als op de Oostcapelse straat
O, Oostcapelle schoone
Van al spaand gij de kroone
11
Wij hebben ook een schutterij
Liefhebbers van het schieten
Schieten de vogel, gelooft mij vrij
En dat sonder verdrieten
Sij schieten wel voorsigtig wijs
Ider sijn besten om een prijs
Koning en koninginne
Die suit gij hier nog vinne
12
Veel hoven sijn der hier omtrent
En ook veel schoone weijden
En veele bossen, die men kent
Met dreeven tussen beijden
Wij hebben ook een brouwerij
Die staat met bier ons alle beij
Op Oostcapelle verheeven
Daar is plaijsierig leven
13
Komt vrienden lustert nu met een
Wij hebben door gods seegen
Drije kooplieden in gemeen
Dat moet niet sin versweegen
Dese kappen in de bossen stijf
Veel hout tot ider sijn gerijf
En een herreberge schoone
Van al spaand gij de kroone
14
Wij hebben een wagemaaker ier
Die woont hier ook ten toone
Hij doet sijn werk met plaijsier
Verstaat sijn ambagt schoone
Soo draa sijn werk is gedaan
Koomen de boeren op hem aan
Om wagens, eggen en ploegen
En dat tot haar genoegen
13