kenmerk van een oorspronkelijke kermis.
Een kermis bestond tot in de negentiende eeuw niet alleen uit allerlei vormen
van vermaak. Deze vermakelijkheden waren in wezen slechts bijzaak. Het
belang van de kermis lag vooral in haar economische functie. De termen
kermis en jaarmarkt werden daarom afwisselend voor dezelfde gebeurtenis
gebruikt. De kermis was in vroegere tijden de enige gelegenheid om bepaalde
zaken te kopen. Produkten die op de kermis verkocht werden waren onder
andere schoenen, textiel, glas, potten, pannen en speelgoed.
In de negentiende eeuw verdween de economische functie van de kermis
geleidelijk. In vrijwel elke plaats kwamen er winkels die in de behoeften van de
inwoners konden voorzien.
De kermis in Veere vond in hoofdzaak haar beslag op de Markt. Hier waren de
kramen uitgestald. Een kramer moest voor zijn plaats op de kermis betalen.
Zo betaalde een handelaar in schoenen aan het eind van de achttiende eeuw
drie Pond Vlaams en een kramer met textiel twee Pond Vlaams.
In guldens omgerekend betekende dit respectievelijk achttien en twaalf gulden.
Daarnaast moest iedere kramer dagelijks vier grooten Vlaams, 0,10, betalen
als 'waakloon'. De hoogte van het plaatsgeld werd geregeld door het
stadsbestuur door middel van reglementen 'op het houden der Jaarmarkten'.
De laatste reglementen stammen uit de jaren 1754 en 1787.
De vermakelijkheden stonden voor een deel tussen de kramen van de koop
lieden. Een ander deel was binnenshuis geplaatst, in één van de herbergen of in
het huis van één der Veerse burgers. Attracties die in de achttiende eeuw aan de
Veerse burgerij werden getoond waren bijvoorbeeld gedresseerde paarden,
honden, schapen en vogels.
Daarnaast werden panorama's aan het publiek getoond. Deze schilderijen
hadden meestal een bijbelse of een geschiedkundige inslag.
Een specialiteit van de kermis waren ook de 'wonderen der natuur'.
Tegenwoordig zouden we een groot deel van de mensen die tot deze
'wonderen' werden gerekend 'lichamelijk gehandicapten' noemen. Vroeger
werden deze personen op de kermis aan het volk getoond. Voor de betreffende
personen was de kermis één van de weinige mogelijkheden om in het eigen
levensonderhoud te voorzien. Onder de in Veere tentoongestelde personen
waren onder andere een 'Jonge Reusinne van seventhien Jaren oudt', een
'Jonge Juffrouw Sonder Armen' en een kind met een 'kleijn hooft'.
Naast deze vormen van vermaak waren komedianten, marionetten, muzikan
ten, toverlantaarns en 'rarekieken', (een soort kijkdozen,) onlosmakelijk met
de kermis verbonden.
Op de kermis werden geen personen toegelaten die zich bezig hielden met
kansspelen. Ditzelfde gold voor bedelaars en soms ook voor kwakzalvers en
goochelaars. Een laatste groep die in sommige jaren niet welkom was op de
kermis vormden de kramers die handelden in schoenen en aanverwante
artikelen. Deze kooplieden werden soms geweerd in een poging om het
plaatselijke schoenmakersgilde tegen al te sterke concurrentie te beschermen.
In de negentiende eeuw veranderde de Veerse kermis van karakter. Niet alleen
ging de economische functie verloren, ook de aard van het vermaak
veranderde. In de negentiende eeuw vormden de volksspelen het belangrijkste
onderdeel van de kermis.
In Veere werden deze spelen voornamelijk georganiseerd door de uitbater van
19