komt te staan Jacob van den Ende, onderwijzer te Groede. Op 30 juli besluit de raad niet over te gaan tot benoeming van een hoofd en om in overleg te treden met een nabuurgemeente over een regeling tot toelating aldaar van kinderen uit de gemeente Aagtekerke. Er zouden maar 3 k 4 leer lingen niet toegelaten zijn op de bijzondere school. GS schrijven daarop een brief aan het gemeentebestuur en delen mee dat ze geen reden zien, terug te komen op het besluit van niet-goedkeuring en dat volgens de wet van 17 augustus 1878 de raad geen regeling met het bestuur van een andere gemeente mag sluiten betreffende toelating van leerlingen alvorens er een machtiging is verleend door GS. Verder het verzoek over te gaan tot benoeming van het hoofd. 'Met 's Raads beslissing zullen we gaarne in kennis worden gesteld'. Op 8 augustus besluit de raad in hoger beroep te gaan tegen het besluit van GS van 20 juli 1883 en de benoeming van een hoofd der school alsnog aan te houden. Ondertussen maken GS de raad duidelijk dat ook het waarnemend hoofd 800,per jaar behoort te ontvangen. De raad is het hier niet mee eens, omdat de waarnemer geen bezwaar heeft gemaakt tegen 50,per maand, maar geeft uiteindelijk toe. Voor 22 september moet de raad memoriën en bewijsstukken opsturen naar de Raad van State. Ze schrijft dat de openbare school thans drie leerlingen heeft en de bijzonder school tachtig en dat ze van oordeel is 'dat zoo ooit dan zeker deze feitelijke toestand de bevoegdheid geeft, ja in het geldelijke belang der gemeente de verplichting oplegt de openbare school te sluiten' en 'omdat niet alleen de bedoelde, voor alle kinderen toegankelijke bijzondere school blijkt, voldoende gelegenheid te verschaffen tot het verkrijgen van lager onderwijs maar bovendien door de bovengemelde regeling met een naburige gemeente tevens voldoende gelegenheid verschaft tot het bezoeken van een openbare school'. Op 4 oktober zal de behandeling plaatsvinden voor de Raad van State. De gemeenteraad besluit niet te komen toelichten 'overtuigd als hij is, dat zijn goed recht zoo boven twijfels verheven is, dat hij geenen nadere toelichting behoeft'. De burgemeester is het duidelijk niet eens met de raad; in zijn memorie van toelichting schrijft hij dat de raad niet voldoende geld beschikbaar wilde stellen voor een waarnemer en dat daardoor de school twee keer gesloten moest worden. 'Door een te lage bezoldiging van het waarnemend hoofd, door onwil van de raad dus en door pressie zijner leden op vele ingezetenen uit te oefenen, is de school ontvolkt'. Over het onderwijs op de bijzondere school zegt hij terloops nog even dat be zwaarlijk daarvan gezegd kan worden, dat dir voldoende is, daar het hoofd der school alleen belast is met de zorg voor 80 leerlingen. Hij meent ook, dat geen geldelijke bezwaren aangevoerd kunnen worden tegen het bestaan van de openbare school, daar in 1885 er geen behoefte meer zal bestaan aan heffing van hoofdelijke omslag. Hij meent dan ook dat sluiting der school in strijd is met de belangen van vele ingezetenen en met de bepalingen der grondwet en de wet op het lager onderwijs. Op 2 november doet de Raad van State uitspraak en het door de gemeenteraad 36

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1988 | | pagina 42