DE ZEEUWSE KOORTS door mevr. A.M. van Loo-Ditmar In 1809 deden de Engelsen een invasie in Zeeland. Deze expeditie is totaal mislukt, niet door slechte samenwerking van leger en vloot, niet door de slechte voorbereiding, ook niet door het heldhaftig optreden van de leger- troepen onder bevel van Lodewijk Napoleon, die toen koning van Holland was (1805-1810), maar door iets heel anders. De Engelsen waren van plan Walcheren te veroveren, daarna door Zeeland naar Antwerpen te trekken en zo de doorgang over de Schelde te beletten. Deze groots opgezette land/zee-operatie liep echter slecht af. De gevechts kracht van de troepen werd gedecimeerd door ziekte en sterfte van vele manschappen. De ziekte, die zulke desastreuse gevolgen had, werd moeras koorts genoemd. Hoe ontstond die ziekte eigenlijk? In Zeeland lagen vele gebieden onbedijkt, waardoor geregeld stukken land werden overstroomd. Daar de koorts veelal begon in augustus, dacht men dat het door de hitte was én door die geregelde overstromingen. Geheel fout was deze gedachtengang kennelijk niet. Een Engelse legerarts vermoedde dat de oorzaak lag in de slechte kwaliteit van het drinkwater. In Zeeland was geen welwater. Men gebruikte regenwater, dat via goten van de daken van de huizen in putten (regenbakken) liep. In kanalen en sloten was het water vervuild door krengen van dieren en afval van vis. Bij het vetmesten van varkens liet men het vuil langs de wegkant liggen. Vochtige lucht en de slechte sanitaire voorzieningen werden vroeger al vermeld als oorzaken van de Zeeuwse Koorts. Het begraven van overledenen in de kerk onder slechts een dun laagje aarde vond men ook onhygiënisch. Men verdacht allerlei zaken ervan dit onheil te veroorzaken. De Fransen, die (vóór de inval) in Vlissingen gelegerd waren, lieten vers drink water per boot aanvoeren. Reeds ten tijde van de Republiek der Verenigde Nederlanden kregen de manschappen in het leger extra soldij vanwege het risico dat het gelegerd zijn in Zeeland met zich mee bracht. Vreemdelingen hadden het meest te vrezen. Lodewijk Napoleon vormde daarom in 1806 een 'Zeeuws Legioen'. Dit werd samengesteld uit militairen, die allemaal uit Zeeland afkomstig waren. Dit legioen moest in Zeeland gestationneerd blijven. In 1795 hadden de Fransen Zeeland bezet. Ook zij hadden veel te lijden gehad van de koorts. Ze richtten een kamp in tussen Westkapelle en Domburg. Op die manier was het niet nodig om de troepen bij de inwoners in te kwartieren, waardoor men voor de koorts gespaard bleef. In Vlissingen was dat anders. Het aldaar gelegerd (grote) garnizoen werd zodanig geteisterd, dat de kazernes en het Arsenaal (waarin het garnizoen was ondergebracht) meer op hospitalen leken. Zieken werden naar Middelburg gevoerd, waar het hospitaal echter spoedig ook vol was. De Zeeuwse Koorts was al lang bekend, ook buiten de provincie. Men noemde deze 'de pest van Walcheren' en soldaten die naar dit eiland werden gestuurd, waren bang om ziek te worden. Men bedacht allerlei manieren om gezond te blijven. Een Engelse arts raadde 28

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1988 | | pagina 28