Desgelijks van Middelburg naar Vlissingen en wederkeerig voor elk rijtuig ƒ0,30 cents' De reiswijzer duidde de reiswegen aan, gezien het doel van de reiziger. De schrijvers noemen in dit verband ook de volgende (kleinere of grotere) veerdiensten: van Nieuw-Vossemeer naar Oud-Vossemeer van Stavenisse op Vianen naar Zierikzee van Gorishoek naar IJersekendam van Zierikzee naar Colijnsplaat van het Kamperlandse veer op Veere van Kortgene naar Wolphaartsdijk van Zuid-Beveland over het Sloe naar Walcheren van Vlissingen naar Breskens van Neuzen naar Hoedekenskerke of Ellewoutsdijk van Welsoorde naar Waarde of Hansweert De reiziger moest zich uiteraard dikwijls via de waterwegen verplaatsen. De problemen, die zich hierbij voordeden, hadden veelal te maken met de water hoogte op de Zeeuwse stromen. Daarin was tussen eb en vloed een verschil van 'niet minder dan 3'/2 ellen' (ca. 2.4 m). Juist in het jaar 1824 was het plan ontstaan om een stoomboot in te leggen op het reeds eeuwen door zeilschepen bediende veer Vlissingen-Breskens. Wij noteren uit de situatie daarvan vóór 1824: 'overzetveer Vlissingen-Breskens. Er ligt altijd eene schuit gereed om reizenden over te voeren, mits weer en getijde eenigzins dienen. Schoon men ook met laag water vertrekken kan, is het echter best zoo veel mogelijk het hoog water te kiezen, al ware het enkel om het in- en uitgaan der vaartuigen. Zoodra er 4 personen zijn, of een minder getal de vragt wil uitmaken, moet de commissaris laten afvaren. Bij harden wind, des avonds na zonnen ondergang en des morgens meer dan een uur voor zonnen opgang, willende overvaren, betaalt men dubbele vragt. Pakjes, dozen, korven, valiezen en dergelijken welke men aan of onder den arm draagt, zijn vrij'. Meer en meer ging men inzien, dat stoombootverkeer voor het waterrijke Zeeland van het grootste belang was. Als voorbeeld diende de regelmaat van de stoombootverbinding tussen Middelburg en Rotterdam. Dat pas op 22 mei 1828 de stoomboot 'De Schelde' de dienstregeling Vlis singen-Breskens en Vlissingen-Terneuzen opende, duidt op een langdurige voorbereiding ter verwezenlijking van het plan uit 1824. Deze eerste stoomboot was uitgevoerd als houten raderboot en had voor de voortstuwing 40 pk aan arbeidsvermogen beschikbaar. De bouwkosten waren ca. 48.000. Hier werd geschiedenis gemaakt. Tot in het begin van de 19e eeuw was het vervoer van mensen en vracht over de Zeeuwse wateren een monopolie-positie van de ambachtsheerlijkheid; doel: het verwerven van inkomsten! De verlangens van het publiek werden bij de ca. honderd veren niet ingewil ligd. Pas vanaf 1820 kwam hierin verbetering. Gouverneur Mr. H.J. Baron van Doorn van Westcapelle en de Provinciale Staten besloten tot maatregelen, die 9

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1988 | | pagina 11