zeer opwindend.
Omdat het huis in het duin stond, werd er dagelijks met blik en veger strijd ge
leverd tegen het ingelopen zand; onveranderlijk won het zand.
In de twee kleine slaapkamertjes stonden getimmerde bedden, het mooist
waren natuurlijk de twee boven elkaar. Met z'n vijven - wij met z'n drieën en
onze twee neven - in het bovenste bed gezeten, smeedden we plannen voor de
dag. Die plannen leidden bijna altijd naar het strand.
Tegenover het Vossenhol was een overgang, hoog en mul en zonder trap.
Alles, wat het leven op het strand veraangenaamt, werd meegesjouwd, een hele
hijs.
Ongetwijfeld omdat we zo genoten in Zoutelande werd mijn vader geïnspi
reerd ook voor ons gezin een zomerhuis te laten bouwen. In vergelijking met
het Vossenhol was de 'Houtsnip' zeer luxueus. Het huis was niet alleen groter,
maar had ook een echte w.c., een doorgeefluik naar de keuken, en boven een
(koude) douche. Zand vormde geen probleem, maar wel de vele vliegen die om
de koeien rond het huis zwermden.
In het voorjaar van 1938 was de Houtsnip gereed en op 1 augustus, de zomer
vakantie was net begonnen, vertrok de hele familie vanuit Rotterdam naar
Zoutelande. Mijn vader, als enige rijbewijshouder van het gezelschap, achter
het stuur van zijn Cadillac, naast hem opa met hoed en sigaar en tussen hen in
m'n broertje op de koffergrammofoon.
Achterin rechts mijn moeder met m'n zusje op schoot, in het midden ons
dienstmeisje Sari, die de kat onder haar hoede had en linksachter oma,
eveneens met hoed. Zij had het ongerief mij op een stoof aan haar voeten te
vinden.
In 1938 vonden we geen ponten bij Dordrecht en de Moerdijk meer op onze
weg, zodat de reis vlot had kunnen verlopen ware het niet dat mijn broertje tot
steeds grotere snelheid aanvuurde en opa daartegenin het advies verstrekte
toch vooral kalm aan te doen. Enkele malen moest onderweg gestopt worden
voor oma die een luchtje wilde scheppen, wat geen wonder was met zo'n volle
bak.
De tocht nam drie uur in beslag maar dan was ook het paradijs bereikt.
In Zoutelande vonden we onze neven weer die wat ouder waren en over
heerlijkheden beschikten zoals fietsen (waar ik wel eens op mocht), vliegers en
veldflessen met koude thee.
Met vijf volwassenen en drie jonge kinderen was de vakantie voor mijn
moeder eigenlijk een verplaatsing van het huishouden, maar Sari, die twee
weken meeging en daarna bij haar Oma in Vlissingen ging logeren, was een
reuze hulp.
Ze was al verloofd, maar nog jong genoeg om leuk met ons op te trekken. Ik
deelde met haar het fijnste slaapkamertje, want daar scheen het licht van de
Westkappelse vuurtoren in.
De leveranciers kwamen toen nog aan de deur. Kaatje, de assistente van
juffrouw Jonker, kwam regelmatig horen en aan de hand van het winkel
boekje bezorgde ze de kruidenierswaren op de fiets. Elke week kwam er een
visboer langs. Bij gebrek aan een weegschaal verkocht hij de vis per koppeltje,
zoals hij dat noemde.
Een levendige herinnering, al weet ik niet goed of die voor- of na-oorlogs is,
32