heb ik aan de winkel van mijnheer Kruit, de enige plattelandsboekhandelaar op Walcheren. Daar was hij heel trots op. Hij had ook een leesbibliotheek en zijn winkel lag vol met begeerlijkheden. Een tochtje naar Middelburg, met de boot naar Zierikzee, aan de haven in Vlissingen versgekookte garnalen eten, het stond allemaal op het program. We gingen ook nogal eens op familiebezoek in Westkappel en Veere. Het wonder van Westkappel waren voor mij de koeien, die 's middags van het vroon terugkwamen en zo maar hun eigen stal konden vinden. Ook de timmermanswerkplaats van Oom Wannus Dekker was natuurlijk een reuze trekpleister. Maar de hoofdmoot vormde het Zoutelandse strand. Bij de 'Houtsnip' hoorde een houten strandtent waar onze spullen werden opgeborgen. Die tent stond op het derde strand met nog twee andere en dan had je tot Vlissingen niets meer. De hele, wijde wereld was van ons. Omdat we met een hele familie naar het strand trokken, vaak aangevuld door ooms en tantes en nichtje Kaatje Roelse uit Westkappel, hadden we niet zoveel behoefte aan contacten buiten deze kring. Toch herinner ik me nog de familie Schat naast ons op het strand en de familie Mees uit het Meezennest, hij kunstschilder, zij een zeer knappe vrouw. Samen voerden ze een hele stoet kinderen mee. Onze kiekjes tonen de hele familie in diverse stadia van gekleedheid. Echte strandkleding was er toen nog niet. Als het erg warm was zaten de mannen in hemdsmouwen. Mijn Opa hield onder alle omstandigheden zijn lichtgrijze zomerpak en witte schoenen aan, zijn strooien hoed op en ook op het strand hield hij zijn wandelstok onder bereik. Oma had een uitmonstering van eigen vinding, een gebloemde katoenen jurk met lange rits voor en een roodbonte zakdoek om het haar. Zij, die tennis een sport voor luie huisvrouwen vond, completeerde dit tenue met linnen tennisschoenen. Badpakken hadden we natuurlijk, wollen exemplaren met galgen. Als ze nat waren leken het hobbezakken en ais ze zowel nat als met zand in aanraking waren gekomen, schuurden ze op je lijf. Omdat Oom Piet de Vos, hoofd der school in Westkappel, eens een jongen uit het Duitse kinderoord van de verdrinkingsdood had gered, mochten we alleen met opkomend tij in zee. Vooral heerlijk was het als de mailboot naar Engeland net langs was gekomen want dan waren de golven extra hoog. Er waren vaak makke paarden voor een ritje op het strand en ik vond zo'n ritje het summum van heerlijkheid. Oom Jo de Vos, gemeentesecretaris in Westkappel, kwam nog wel eens een middagje langs en dan was het feest. Hij was enorm gul voor ons en als Maison de Bree - zo noemden we de man die in hoerendracht met een juk op het strand snoep van Jamin verkocht - langs kwam, kon er voor ons altijd een pindareep af. Na twee weken vertrok Sari naar Vlissingen, mijn vader ging weer aan het werk en nam Oma en Opa mee. Onze tante die in Middelburg woonde en op het postkantoor werkte, kwam nu elke dag op de fiets bij ons. Een meisje uit Boudewijnskerke kwam om de andere dag in het huishouden helpen en het avondmaal werd door Pension Marja in gamellen bezorgd. 33

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1988 | | pagina 35