stek, maar ook volcomen naar den eijsch van soodanigen werck, waar op ge- delibereert sijnde is goet gevonden en verstaan gemelde Heeren van de finantie te bedancken voor haer genomen moeijte en den gemelde Heer Burgemr. Ver eist voor het gedaen rapport, werdende den Heer Thesaurier deser stad geaut- horiseert en versogt, den laatsten termijn der betalinge aan de aannemers van de gemelde wint kooren molen te voldoen en betaelen, op behoorlijcke ordon nantie en quitantie'. In 1748 is de molen weer overgeaan in handen van de markies. Dit herstel voor het huis van Oranje was mogelijk gemaakt in 1747, toen Zeeland zich bedreigd voelde doordat de Fransen Staats-Vlaanderen hadden bezet. Op aandrang van de bevolking verklaarde Veere zich in de nacht van 24 op 25 april voor de Prins en reeds op 26 april werd Willem IV in Middelburg tot stadhouder uitgeroe pen. Hierna hebben de Staten van Zeeland ook de devassalage herroepen en werd bij kontrakt van 30 mei 1748 Willem Karei Hendrik Friso (Willem IV) erkend als markies van Veere en Vlissingen en kreeg hij de bezittingen in handen waar hij recht op had. Na de vlucht van Prins Willem V in 1795 naar Engeland komt de molen in han den van de domeinen. In 1831 zien we, hoe de pachter van de molen zich richt tot de inspecteur der domeinen met het verzoek om de versleten palmhouten staven van het schijf loop te vernieuwen, alsmede enige andere reparaties aan de molen te laten doen. Dat de staven behoorlijk waren doorgesleten blijkt wel uit het feit, dat de agent bij de inspecteur aandringt op een spoedig herstel. Behalve de houten staven moest ook de vang worden gerepareerd, de kap- rollen, waarop men de kap draait, vervangen, de kap zelf hersteld, alsmede een verrot kozijn en een deur vernieuwd. Het repareren van de 40 houten staven werd begroot op 160,voor het hout en 90,aan arbeidsloon, terwijl het hele werk 428,04 Vi zou gaan kosten. Na goedkeuring door de inspecteur werd het werk gegund aan A. Michielsen, molenmaker in Veere, die het werk voor ƒ420,aannam. In 1837 besluit de Raad der Domeinen de molen te verkopen en komt ze in par ticuliere handen. Tijdens een hevige storm in de nacht van 14 op 15 november 1907 brandt de molen af. Het dagblad 'De Zeeuw' van vrijdag 15 november doet hierover het volgende verslag: 'Hedennacht omstreeks half één werd brand ontdekt op den steenen windko- renmolen van dhr. Markusse. Aan blusschen viel altoen niet meer te denken daar de heele kap spoedig in laaie stond, en het vuur, aangewakkerd door den hevigen N.-W. wind, zoo snel om zich heen greep, dat de molen weldra een vuurzee geleek. Als oorzaak wordt beschouwd het warm loopen van de vang. Niettegenstaan de de molen geassureerd was lijdt de eigenaar toch ruime schade, daar wegens de langdurige windstilte zich veel graan van particulieren er op bevond. Enkele honderden mudden graan werden dan ook mede een prooi der vlammen'. Het moleninterieur was door deze hevige brand zo dusdanig aangetast, dat de eigenaren bsluiten hem af te breken om op dezelfde plaats een nieuwe molen te bouwen. Aan de hand van het in het gemeentearchief bewaard gebleven bestek heb ik het volgende beknopte overzicht van de molen gemaakt. 34

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1988 | | pagina 36